Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Ingenieur, 34 jaar - Noord-Holland
| |
[pagina 350]
| |
mij totaal onbekend man uit Haarlem, ook res. officier, die edelmoedig voor mijn beurt wilde gaan wachtloopen, om haar van den ondergang te redden. ‘Het is meer dan erg, zooals er met die vrouw wordt omgesprongen,’ had hij gezegd. En ik weet, ik voel, hoe velen mijner vrienden in hun hart reeds lang hetzelfde denken, ondanks al hun hulp en sympathie. ‘Als hij doorzet en haar iets overkomt, zal ik hem lynchen’, is een andere opmerking, die in mijn omgeving werd gemaakt. Toen dit alles mij duidelijk werd, werd ik óók zenuwachtig. We vergaten Annemarie, zooals zij toekeek met haar groote oogen. Tenslotte huilden we alle drie. Arm kind. Ik heb het vannacht verwerkt. Ik begrijp hoezeer zij, die mij zoo liefheeft, zich èn om mij èn om haar gezin en huis, bang maakt - gegrepen door de gruwelijke angst voor een terreurregime als dit. Ik had blijkbaar te ver gegrepen. En ik zag duidelijk dit alternatief: of ik moet haar radelooze angst kunnen wegnemen, of ik moet hier, in dit geval, toegeven. Ik kan óók bang zijn. Maar tracht mij dan te baseeren op wat ik zie als plicht plus Godsvertrouwen. Het is mij niet gelukt haar angst weg te nemen, zij kon mijn opvatting niet deelen. En het gaat ook om háár. Haar angst stond alléén, zonder lotgenooten. Vrijwel alle collega's res.officieren in mijn omgeving zijn ‘realisten’, ‘practische’ menschen, ‘met-beide-beenen-op-de-grond-staanders’, die zonder éénig overleg, zonder eenige overweging, onmiddellijk, volledig en volkomen vanzelfsprekend, natuurlijk wèl wachtloopen. Het komt zelfs niet in hen op dat hier een probleem ligt. Zij gevoelen helaas zeer weinig ‘esprit de corps’. Zij vinden mijn opvatting hoogst zonderling en achten deze een ergerlijke principe-doordrijverij. Maar zij vergeten één ding. Dat juist het gebrek aan solidariteit, aan houding überhaupt in dit volk, de weinige volhouders tot wanhoop brengt, en het gevaar voor hen verscherpt. Waarom hebben wij officieren tenminste niet collectief een poging gewaagd ons militaire standpunt voor te dragen? (Wij mogen immers niet worden gegijzeld of aan politioneele repressailles worden onderworpen!) Omdat we geen gezamenlijk standpunt hàdden! Uit angst om op te vallen. Volgens de bekende reactie: ‘als ik mezelf maar veilig gesteld heb --’ Vóóral géén risico! Het klinkt bitter, maar dit moest me van 't hart. - | |
[pagina 351]
| |
Waarom zou Poldi, als vrouw van nature zonder ‘esprit de corps’, deze overgroote meerderheid van mannen met volgen in hun opvatting? Zij volgt eenvoudig de gangbare verstandige publieke opinie.
Ik heb - voor 't oogenblik - een vlag neergehaald, die zeer veel voor mij beteekende. En ik aanvaard nu maar de opvatting, dat onze militaire status hier buiten beschouwing kan worden gelaten, dat dit wachtloopen geen Duitsche dienst is, maar niets anders beteekent dan het ondergaan van een pesterij, door een stel vreemde regeerders opgelegd aan onze burgerbevolking als geheel.
Dag na dag maar weer verder gaan, en uitkijken. Via een speciale relatie kunnen latere oproepen voor mijn persoon worden weggewerkt; als dit lukt, ben ik hiervoor zeer dankbaar. Want ik beeindig deze gang van zaken liefst zo gauw mogelijk. Daar komt bij: als de res. officieren-oppakkerij gaat doordringen naar hier, ben ik toch weg. Dan is de tijd van tactisch toegeven ook voorbij. Dàn kan er door Poldi, voor welke gelegenheid dan ook, ronduit gezegd worden, dat ik als officier verdwenen ben - waarna er een kans bestaat dat de Duitschers zich zullen houden aan de gegeven order: geen politie, maar Wehrmacht, zoodat zij tegen repressailles beveiligd is.
Toch - nu ik mijn tòch wachtloopen uitgesproken en gemotiveerd heb, heb ik mijzelf hierop maar één antwoord te geven: ‘Ce n'est pas une excuse, c'est une explication!’ - | |
18 December 1943- Bericht van Moeder uit Velp; de ‘Luftwaffe’ overhaast weer vertrokken. Alle nog onderhanden verhuizingen weer stopgezet. Voor de reeds ontruimde huizen geldt: afwachten. Als ik denk, hoe we een week lang gezwoegd, gezaagd, getimmerd, gesjouwd en gewerkt hebben - de beide oude dames zijn net precies elders geinstalleerd! Hier uit de omgeving vertrekken ook groote contingenten van de Luftwaffe. Waarheen? Is dit een verplaatsing in groote stijl? | |
[pagina 352]
| |
Wilde razzia's dichtbij, in Haarlem - maar ditmaal nog geen officieren. Oppassen! De stemming in onze vriendenkring is zeer gedrukt sinds verleden winter. Wat hadden we niet een opgewekt cultureel leven! Er zijn nog steeds pogingen voor voordrachten, concerten, enz., maar de ware animo is weg. Moe, moedeloos, terneergeslagen, verbitterd of afgezakt is het stemmingsbeeld. Een enkele is volkomen gederailleerd. Nu was de neiging daartoe misschien aanwezig, maar toch -- De oorlog en het gewoon geworden onrecht leidt tot een geestelijke besmetting, tot een loslaten van remmen, gevaarlijker dan de ergste ziekte-epidemie.
Nu nadert Kerstmis. Niet vieren, zeggen er talloozen. Maar wij willen het niet laten, Poldi en ik; zoolang we kunnen, en waar ook, zullen we het doen. We moeten ons overeind houden. Dat de niet-geloovigen cynisch worden, is logisch. Maar wij, die nog gelooven in een betere wereld, juist wij, mogen nooit capituleeren. Ook al zijn wij soms ten doode vermoeid, al zijn wij eenzaam als de laatsten der Mohikanen, gedrongen in onze laatste stellingen. Eenmaal zullen wij het offensief hervatten, zoodra het moment gekomen is. Het bevel daartoe ligt vóór ons - |
|