| |
Handelsvertegenwoordiger, 48 jaar - Amsterdam
8 Juni 1943
- Rotterdam. De gewone bezoeken. Woltersen heeft weer 2 pond bruidsuikers. Schrik niet ƒ20.- Maar waar de baas (dat ben ik) tabak rookt van ƒ10.- per ½ onsje mag moe toch ook
| |
| |
wel een lekkertje hebben. Ze is er dan ook erg blij mee. De lunch viel weer niet mee. Geen visch. Witte boonen met aardappelpuree, of macaroni met tomatensaus. Tuinboonen waren er ook, maar dat waren zeker afgekeurde Groningsche Molleboonen. Gedroogd en daarna geprobeerd er weer eetbare boonen voor menschelijke consumptie er van te maken valt niet mee. Mijn buurman versleet zijn gebit er bijna op.
In Rott. is het nu slecht met de groenten. Heele rijen vrouwen gaan naar Rodenrijs en Bergsche plas. Maar zooals ik later hoor zijn ze bij het uitgaan van het station aangehouden en moesten ze de gekochte groenten afgeven. Je zou zeggen wat een flauwe kul waarom mogen die vrouwen niet groenten gaan halen als het in de winkel niet te koop is. Om de doodeenvoudige reden ‘Mag niet’. De Kweeker moet het aan de veiling leveren. Doet hij dat dan gaat het weg. In ieder geval wij zien het niet meer. Het is nog volop aardbeien tijd. Je ziet geen aardbei. Sla en spinazie en veenpiepers. Ik ben zoo flauw. Verlang naar wat hartigs.
Krijg van de Bruin wat oude kleppen rubber. Goed voor hakken te maken. Zuinig mee zijn. Zal a.s. winter wel van pas komen.
Vandaag is het de eerste dag dat ik zonder abonnement reis. De abonnementen mogen niet meer verlengd worden. Mijn trouwe kameraad het abonnement die mij 25 jaar trouw overal vergezelde en mij toegang en vervoer verstrekte naar alle mogelijke en onmogelijke plaatsen heb ik niet meer. Vreemd gevoel is het nu net zoo'n doodgewoon mensch als al die anderen. Vroeger dacht je och die dagjesmenschen, want die trein was van ons. Nu hebben ze wat van ons afgenomen, en wat het is weet ik nog niet, maar ik voel me een vreemde in mijn eigen trein.
In terugkomen, wou ik oude gewoonte in Amsterdam de trein naar de Muiderpoortstation pakken, dan behoef ik met de tram de heele stad niet te doorkruisen. Op het laatste moment bedacht ik dat ik voor dat traject geen kaartje had. Ik voel het gemis van abonnement nu nog meer. Morgen komt Bastiaans met zijn vrouw naar Amst. Moet toch zien dat we iets extra's in de pot krijgen. Waar moet ik het vandaan halen. Op de tuin heb ik nog wat spinazie. Maar niet genoeg. Rijpma leent me 2 bloemkolen. Zie zoo de groente is al voor elkaar. Moe heeft kans gezien 3 kan melk op de kop te tikken. Durf de prijs niet meer te vermelden. Ze maakt pudding. En de rest voor de koffie. Ik zeg koffie, maar het [is] feite- | |
| |
lijk gebrande bloembollen met kratenzaad. En toch smaakt die rommel, als je maar suiker en goede melk hebt. Onze beneden-buurman Leenderts is morgen jarig. Zijn vrouw gaat koekjes bakken. Ze zal het voor ons ook doen. Moeten we wat suiker en boter en meel geven. Leenderts beloofd me een onsje worst (ik kreeg er 2) en wel 1 ons rookvleesch en 1 ons leverworst. Dat is voor de lunch. Dat is dus ook voor elkaar.
Uit dankbaarheid krijgt hij een stukje sucade en waar ik voor de worst de normale prijs mag betalen een tientje voor de Mr. de Pastoor voor de arme menschen: Ik geef zoo af en toe wat voor de Dominee maar ook voor de Pastoor. Als het maar bij arme menschen terecht komt, hindert dat niets.
| |
9 Juni
- Nu nog zien dat ik wat visch krijg. Rinus weet dat ik bezoek krijg. Ik krijg een mooie karper en 2 flesschen karnemelk. Ziezoo laat nu de gasten maar komen. Van Joop de sigarettenwinkelier krijg ik voorschot op mijn sigarettenbonnetje. Ik heb dus ook wat te rooken. De heele zaak is voor elkaar.
Om 10.15 komt Bastiaans met vrouw en kleine Harry. Net een jong kalf in de wei. Die kleine boy heeft nog nooit in een tram gezeten. Wat een sensatie voor dat kind. De ontmoeting met mijn vrouw is allerhartelijks. Natuurlijk komt hij met wat lekkers, daar is het Bastiaans voor. Hij gochelt uit een tas te voorschijn. Een slof aardbeien 1 brood van 1600 gram, een half pond boter, een pond suiker. Wij zijn er verlegen mee. Wat een rijkdom en gisteren hadden we er nog een zwaar hoofd in hoe en wat kunnen we onze vrienden voorzetten en nu dat. Wat ruikt dat brood lekker. Eerst krijgen we dan de koffie met koekjes. Harry moet eerst nog wat wennen. De ontbijt of koffietafel wordt extra klaar gemaakt. Het is net als vroeger. Wat een gezelligheid. Mevr. Bastiaans voelt zich best bij ons thuis en heeft direct het goede contact met Riek. Vrouwen begrijpen elkaar of nooit of direct goed. We hebben met onze oudste dochter Klaar een afspraak om 1 uur op de Dam. Ze heeft al 2 paar kousen gereserveerd. Dat is dus voor Mevr. Bastiaans al heel wat. Nu nog een mantel. In de Bonneterie toonen ze de laatste mantel, schrik niet. Kost maar ƒ135.- Maar het is een juweel. Prijs is toch een bezwaar. Geen jurk of japon te krijgen, ook niet in Bijenkorf. Zelfs geen blouse. Dan maar naar Peek. Besluit een andere weg te volgen. Vraag naar een chef. Beloof een mand kersen en daar wordt
| |
| |
ons [een] mantel getoond voor ƒ16.- Ja het is niet de Bon[neterie] mantel maar toch wel degelijk voor dien prijs een pracht jas. Toch kocht je vroeger die jassen voor ƒ3,50. De jas wordt gekocht. Ik zal bij mijn vriend Wilp moeite doen voor een japon. Dat speel ik wel weer klaar.
Nu gaan we naar de apen. Artis is en blijft leuk. Al die beesten te zien is toch wel weer eens aardig. Aan velen is te zien dat ook hier wel eens een extra rantsoen gegeven mocht worden. Pinda's zie je niet meer. De beesten mogen niet gevoederd worden. Behoef je het publiek niet te vertellen, want ze hebben zelf niet. Ik zie dan ook in geen enkel hok iets liggen. En die arme apen begrijpen dat niet. Smeekend kijken ze je aan en heffen hun poot op. En de groote bruine beer danst op zijn achterpoten in het rond, maar och arme hij krijgt ook niets. Het is misere. Bij de giraf hebben we het er nog over, dat deze veel plezier van een borreltje zal hebben met zoo'n lange keel. Hadden wij er maar één. Is nergens meer te krijgen.
De tram is moeilijk te krijgen. Overvol. Dat is voor onze gasten een onbegrijpelijk iets. Maar vergeet niet, dat onze fietsers zoo goed als verdwenen zijn. Alles tramt dus. Eindelijk krijgen we een wagen. Het avondeten is heerlijk. Ik had nog een soep klaar gemaakt. Daar ben ik altijd een specialist in geweest. Ik had deze keer bruine boonen, 2 kruidnagels, laurierblad. wat gebakken uien en 4 bouillonblokjes en een lepel boter. Het is lekker.
En kruimige aardappelen en bloemkool met saus, en karper en pudding met kersennat na. Voor de thee is geen tijd meer voor. Ik breng nadat Bastiaans en vrouw en Harry afscheid heeft genomen van Riek en de kinderen hen naar de trein. Wij hebben een heerlijke dag gehad.
Om 10 uur wordt ik aan de telefoon geroepen. Het is Bastiaans. Hij moet toch maar de mooie jas van de Bonneterie hebben. Beloof hem er werk van te maken.
| |
20 Juni
- En wij gaan naar v. Dien. Om 5 uur ben ik al op. De Zaterdag was een dag van regen en wind en de Zondag beloofd een stralende Zomerdag te worden. Voor ons, maar voor velen zal deze dag één wezen die nog lang in de geschiedenis bekend zal zijn. Wat is er gebeurd?
Ik bemerk om half 7 dat er geen tram komt. Dat klopt niet.
| |
| |
Wat kan de oorzaak zijn? Ik zie groepjes menschen druk met elkaar in gesprek. Naar buiten is mijn gedachte. Ik wil weten wat dat beteekend. Groote God een nieuwe rassia. Oost is afgesloten Zuid ook. Je kan de stad niet in. Dus hoe kan je naar Centraal of Muiderpoort? Daar gaat onze mooie dag. Kom, niet de moed opgeven. Ik zie de lange gezichten al van mijn vrouw en jongen. Laten we naar het Amstelstation gaan. Zoo gezegd zoo gedaan. Wij wandelen in deze heerlijke Zomerdag door de Kruislaan over Weesperzijde naar Amstel Station. Wij ontmoeten geen sterveling. Aangekomen ter plaatse bevreemd het ons de hal is totaal verlaten. Zou er wel een trein rijden?
Ja, Ja hoor. Een juichkreet stijgt in ons op. Wij gaan deze plaats van ellende voor een dag verlaten. De trein komt om 7.43 aan. Hij is nog vol ook, ondanks dat hij niet heeft gestopt aan Muiderpoort. Heerlijk wij zijn er uit en op weg naar Tiel.
Velen in de trein weten niet eens wat er in Amsterdam wordt afgespeeld. De laatste joden worden opgehaald. Op een hoop gedreven en weggevoerd als vee. Uit huis en hof naar de vreemde. Eerst naar Vucht en daarna door op transport naar Polen - Och, wat moeten de menschen toch wel meemaken. Gescheiden van vrouw en kinderen. Laat het geen aangenaam volk zijn. Maar het zijn toch menschen. Hoe kan dat de Goede God gedoogen. Het antwoord op deze vraag gaf een Domine voor eenige weken terug op een Zondagmorgen. Hij Onze Heer heeft ook gedoogd dat Judas hem heeft verraden dat Petrus hem heeft verlochend en dat zijn volk hem kruisigde. Het zij zoo.
Maar wij zijn op weg naar Tiel. Overvolle trein en in Utrecht komt er nog een stampie bij. Maar de stemming is er want alles trekt er vandaag op uit, kersen eten of halen. In Geldermalsen overstappen naar Tiel. Nog drukker. De wagens puilen uit. Maar we komen er. V Dien staat ons al op te wachten. Wat is het toch vredig in zulk een klein provincie stadje. De ontbijttafel wacht ons. Als steeds is dit een heerlijke verrassing voor ons. Rookvleesch met beschuit. Onze Wim was hier nog nooit geweest, maar hij is gauw de beste vriendjes met Bert. Dat zijn 2 mooie prenten boeken bij elkaar. Daar kunnen we nog lol van beleven. 2 gezonde jongens hoor. Dan drinken we koffie en gaan we op stap naar de kersenboomgaard. We moeten een wandeling maken van ¾ uur. Heerlijk is het in de Betuwe. Om ons heen niets anders dan ruischende korenvel- | |
| |
den, afgewisseld door prachtige boomgaarden. Hier appelen, daar peren en soms ook pruimen of kersenboomen. Het een nog mooier dan het andere. Dan komen we bij boer Kerdijk. V. Dien laat meteen een kist van 15 pond kersen aanrukken. Wij vleien ons neer en beginnen te peuzelen. Binnen een half uur is de kist leeg en we kunnen geen kers meer zien. Dat is het, alles waar je te veel van krijgt, heb je gauw genoeg van. Wij gaan hardloopen. V. Dien moet het tegen mij afleggen. Wim wint het van Bert. De Willinks zijn kampioen. Dan gaan we boksen. Daarna trachten de jongens V. Dien op de grond te krijgen. Geen schijn van kans. Hij zweet als een aandrager. Wij maken ons heerlijk moe. Wat is het leven mooi.
En in Amsterdam worden de joden op een hoop gedreven als vee. Hun bundeltje op de rug. De deken bij hun. Dagen van te voren hebben ze hun spulletjes al klaar gemaakt. Maar toch wat moet dat afscheid zwaar geweest zijn. Afscheid van hun zoo vertrouwde huiskamer, van hun vrienden en kennissen. En wij eten kersen de eene mand na de andere. En wij luieren heerlijk. Wat is het hier zalig. Mevr. v. Dien doet niets anders als Bert waarschuwen. Denk om je goed, denk om je broek, je hemd, om alles. Maar Bert duikelt als maar over de kop en maakt handstandjes. Die ouwe v. Dien doet net zoo hard mee. Als kinderen zijn we weer. En als we de buik goed vol hebben, gaan we de tasschen vullen en maken ons reisvaardig voor de terugtocht. Moe v. Dien gaat vooraf om het eten klaar te maken en wij wandelen heerlijk rustig terug. En overal zien we kersenhalers en eters. Thuisgekomen vinden we de tafel al klaar. Heerlijke kruimige aardappelen en een balletje gehak (hoe bestaat het) en doppers met wortelen en echte sju (jus). en rijst na (van die mooie gele rijst groote korrels) met bessensap. We barsten bijna, maar op moet het zegt Ma v. Dien, en die is de baas hoor. En dan gaan we buiten zitten zonnen en drinken een glaasje bier en v. Dien tracteert op een echte sigaar. De jongens maken nog een wandelingetje door de stad. Wij houden ons gemak. Zoo verloopt de dag. En als het klokje ons waarschuwt dat de terugtocht naar eigen huis weer is gekomen, vergezelt de heele fam. ons naar Station. Wat een menschen komen hier naar toe. Heele karavanen en allemaal vol beladen met koffers, mandjes, tasschen. Maar allemaal vol hoor daar kan je op rekenen. En niemand mag kersen vervoeren. Maar je ziet geen controleur en geen agent. Ze gelooven het wel.
Aan station ontmoeten we onze dochters en de Fam. Bastiaans.
| |
| |
Klaar en Joop hadden nimmer v. Dien en fam. ontmoet. Zij maken kennis, vrij kort, want de trein nadert. Het is zwart van de menschen. Hoe ze allemaal in de trein kwamen is me een raadsel, maar het ging. Opgepropt maar toch in gelukkige stemming, want een elkeen heeft een heerlijke dag achter den rug. En als we weg gaan staat daar Tiel ons toe te wuiven. Het weer betrekt onder tussen. Wij krijgen onweer. Als we Geldermalsen binnenloopen stortregent het. Maar we moeten hollen om een plaatsje te krijgen. Wij allen zijn bepakt en beladen. Klaar en Joop met elk een mand van 8 pond. Wim met een koffer. Moeder met een kleinere koffer en ik met een zwaar pak. Rennen jongens, let niet op de regen. Voort moeten we een plaatsje veroveren. En we hebben het, zij het 2de klasse, maar daar vragen we niet naar. En daar gaat de trein weer. Culemborg, Utrecht. En daar krijgen we een herhaling van in Geldermalsen. Maar ook hier zijn we weer gelukkig. En dan zijn we weer op weg naar Amsterdam. Bij het Amstelstation hooren we dat er nog steeds niet wordt gestopt aan de Muiderpoort. Dus toch, vragen we ons af. De afzetting is nog niet opgeheven. De jacht wordt voorgezet. Honderden Joden zijn op een hoop gedreven en op weg naar Vucht. Wat een wereld. Op de Ringdijk kunnen we er een klein stukje van zien. Huis aan huis wordt nog doorzocht. En wij sjouwen onze kostbare vracht naar huis. Maar wat wordt dat zwaar op het laatst. Maar we zijn er toch gekomen. Thuis eerst alles uitpakken. Als ik de balans opmaak tel ik ± 35 pond kersen. En ze kosten mij ƒ0.25 per pond - Het reisgeld reken ik niet. In Amsterdam moeten de stakkers ƒ1.50 per pond betalen. Wij gaan de Barmhartige Samaritaan spelen - Wouters, Leenderts, Wijsman, Ouwe Opoe, de Kat, Jongejans, Mosveld, het vrouwtje [van de bakker], Rilland allemaal krijgen ze een diep bord vol met kersen. Wat een blijdschap en wij deelen mede in de vreugde. Wij hebben niet voor niets zoo gesjouwd. Om 11 uur kruipen we ons bed in en slapen binnen de minuut.
| |
Maandag 21 Juni
- De langste dag. Zie zoo nu gaan we weer naar de winter. Moe zal vandaag de kersenjam klaar maken. Wat een heerlijk bezit is dat toch. Nu nog wat flesschen bessensap. En die haal ik weer van mijn tuin. Mijn bessenboomen staan er prachtig voor. Op kantoor regent het bedankjes voor de gezonden kersen. Van Mev. H.L. de Wilp, van Mev. R.S. voor asperges. Lijk wel
| |
| |
een groenteboer. Neem nog een order voor een mandje op. Mr Wilp beloofd mij een lap voor Mev. Bastiaans. Schrijf 2 uitgebreide brieven naar Bastiaans. Zij krijgt dus een mooie jurk. Koop bij Smuts & Co een Meter drijfriem. Kan ik Moeder en mijn schoenen laten maken. Als ik bij Jos v.L. aanloop weet ik die te bewegen mij zijn monsters hooge surrogaat rubber laarzen te verkoopen. Maar moet ze zelf gebruiken. Natuurlijk zal ik dat doen. maar als ik deze winter boter noodig heb, nu dan hoop ik dat ik niet in de verleiding kom. Ben zeker dat een paar laarzen mij 5 a 6 pond boter opleveren zal. Thuisgekomen vindt ik de jam al klaar. Een schilderij gelijk. Ik kan de potjes wel streelen. Wat zijn we rijk. Hoeveel menschen zullen er in onze naaste omgeving het zelfde hebben. Niet één op de 1000. Maar ja je kent het vak of je kent het niet. Ik ben een geboren snorder, snuffelaar of hoe je het noemen wilt. Zou Johnson of Mr. Drayton of Craigie nu wel weten dat hun vertegenwoordiger zoo aan zijn kostje komt. Zouden ze het ooit begrijpen. Ik de man die heeft mogen werken voor de grootste fabriek ter wereld op het gebied van asbest. En nu?
Menigeen zal me dankbaar zijn. Het houdt mij fit. Ik ken menschen die totaal in de put zitten. Die prakkiseeren als maar over de oorlog maar ik heb er dikwijls geen tijd voor. Als ik niet op snor ben om iets te vinden, dan ben ik op tuin en als ik daar niet ben, dan fourageer ik hetzij melk of visch of kaas. Maar altijd ben ik bezig. En ertusschen door werk ik ook nog. Wat je tenminste werken noemt. Maar ik weet altijd weer de kosten voor mij te dekken. En als het eene is afgeloopen, loopt het andere mij weer in de vingers. Onze Lieve Heer is met me. Ik heb wel eens iets gedaan, wat de baas beter niet kon weten, maar daar zal onze Lieve Heer niet boos om zijn. want dan deed ik dat niet om me te verrijken, maar om iets extra's te koopen voor vrouw en kinderen.
|
|