Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
kinderen bewijst, die Hem gehoorzamen en vrezen. Hij is een Almachtige God, een Beschermer en Schild van de boze machten, Gelooft zij Hij in eeuwigheid. Ik heb in deze dame erkend, wat voor een naastenliefde uit haar ogen straalde. Een voorbeeld van 't Nederlandse volk. God zegene en bescherme zulke liefdadige mensen, die vele levens van de kinderen Israëls redden. Zij verzorgen ze als hun eigen kinderen, offeren alles om van deze ongelukkige en vervolgde mensen te helpen. Zij steken hun reddende hand uit om ze te onttrekken aan de klauwen der verscheurende beesten. Er zijn velen onder hen, die hun leven in gevaar brengen, om den schreienden en verdrukten te verlossen. Hoeveel Joodse mensen hebben zij in hun huizen verstopt en verborgen. Bij deze Christenen leer ik pas naastenliefde, barmhartigheid en trouw aan den naasten. Hoevelen Christenen, zowel Protestanten als Katholieken helpen ons nu in deze vreselijke, bange tijd. Hoe groot de is verantwoordelijkheid en sterk de wil om ons in bescherming te nemen, waar 't in alle kanten stormt en waait en waar de Gestapo en 't Nazi gespuis door en door lichamelijk en geestelijk bedorven is met slangenvergif, die hun dorst willen lessen met onschuldig bloed. De band tussen Christenen en Joden worden nu in deze tijd, nauwer samengehecht, dan 't ooit geweest is. We leren de Christenen kennen, hun liefde en barmhartigheid. Zij vervullen nu de naastenliefde met hart en ziel. Wat zal 't loon groot zijn, dat de Eeuwige hen zal betalen. De Almachtige zegene en behoede hen met hun edele mentaliteiten Bedek 't Ned. volk met Uw vleugelen, die Uw uitverkoren kinderen steunen en helpen. Hoe bemind is dit gastvrije volk, dat sympathiek meevoelt met den verdrukten. Zij hebben ons steeds gastvrij en hartelijk ontvangen, zij hebben ons vrijheid van geloof en recht geschonken. De vriendschap tussen 't Ned. Christelijk volk en ons Joden is onverbreekbaar Moge God ons de tijd geven, dat wij 't goede aan ons verricht hen zouden kunnen vergelden.
Tot nu toe heb ik Goddank nog geen honger geleden, we konden ons best schikken met de spijzen van onze geliefde beschermers. Mevrouw bereidt heerlijke gerechten die zeer smakelijk zijn. Uit de Hollandse keuken hebben wij verschillende spijzen leren kennen | |
[pagina 233]
| |
zoals yoghurt zure karnemelkse pap en hangop echte Hollandse kost. Deze laatste genoemde waren voor mij een delicatesse. Zo gingen dagen, weken zelfs maanden voorbij, dat wij alleen melkspijzen nuttigden. Ons lief moedertje bracht ons nog geregeld iedere week kippen-soepvlees en vis, 't ging nog heel goed. Wij zijn steeds dankbaar geweest tegenover God voor Zijn genade en liefde. In begin van November werden opnieuw van hier eenige families gedeporteerd, waaronder zich ook de familie Hendlich bevond. Nu was 't gedaan met koscherGa naar voetnoot* vlees. Zo verliepen er ongeveer twee maanden, waarbij we geen vlees van de beschermers gebruikten. Van toen af begon ik me zwak en uitgeput te voelen. Ik was werkelijk lichamelijk en geestelijk verzwakt. Ik voerde een heftige, innerlijke strijd, die eenige maanden heeft geduurd of ik 't vlees zou eten. Ik heb moeder en vader gevraagd of ik 't zou nuttigen. Zelf kon ik geen conclusie nemen. Mijn ouders stemden op deze voorwaarde toe, als je lichaam naar vlees vraagt, ben je verplicht 't te eten. Ik merkte direct, dat mijn ouders mijn strijd begrepen. Zij voelden mijn situatie. Nou, van toen af was ik inderdaad besloten om 't te nuttigen. Nu, dacht ik, dat ik met een gerust hart aan tafel 't ongeoorloofde vlees zou nuttigen. Toen ik aan tafel zat, durfde ik toch nog geen vlees te vragen, ik beheerste me nog met alle krachten, 't woelde in mij hevig, 't hart bonsde harder en harder, zou ik 't eten? zou ik 't treifeGa naar voetnoot† vlees proberen? zou ik de Joodse wet overtreden? zou ik geen zonde tegenover God doen? strijd ik niet tegen mijn geweten? zou ik een stukje vragen om 't te proberen? neen toch ik durfde 't niet Ondanks de dominee, de edele man mij aanmoedigde 't gerust te eten, want hij zei dat er geen bloed in 't vlees zit. Hij merkte heelgoed, hoe ik me kwelde en martelde, toch hield ik dit keer nog vol. Toen op 12 Dec 1942 voelde ik me radicaal leeg, moe en uitgeput, zelfs heel slap, ik kon nauwelijks een poosje rustig doorstuderen, of ik kreeg al hoofdpijn. Nu moest nood wet breken, ik kon 't niet langer volhouden, mijn lichaam vraagde de nodige vetten, ik moest deze voeding hebben, ik was deze daad gedwongen te verrichten, mijn lichaam kon ik niet langer laten verdorren, en daardoor den geest te verzwakken en te laten remmen. Ik wil nog leven om de | |
[pagina 234]
| |
roeping die God aan mij heeft gegeven, te doen vervullen. Waar 't lichaam verzwakt, verminderen de doorzettingskrachten van de geest. De wil is sterk en 't initiatief is krachtig, maar 't lichaam, 't vlees kan deze lasten op zich niet nemen, zonder 't te voeden en te onderhouden. Gelijk een jong boompje niet zijn onderhouding en verzorging ontvangt, kan 't geen vruchten geven, en verdort heelemaal. Zo moet ik hier mijn lichaam niet verwaarlozen, ten behoeve van de ziel. Waar een gezond lichaam, is een gezonde en sterke geest. Zo is mijn ziel en lichaam geroepen, om nog diensten en plichten tegenover God en mensen te verrichten. de Almachtige heeft mij in een weg geleid, waar ik mijn ziel met't nodige voedsel kan spijzen. Hier gaan mij de ogen open voor Gods Woord en Zijn Heiligheid. Hier bij onzen beschermer verkwikt zich mijn ziel met de geestelijke stoffen, waar ik al een lange tijd behoefte aan had, deze heb ik eindelijk hier gevonden. Hier leer ik Jezus kennen, den rechtvaardigen Jood, waar uit zijn mond de waarheid en rechtvaardigheid uitging, ik koester voor hem de grootste liefde, ik bemin zijn rechtvaardige en ware taal, die hij gesproken heeft. Ik herken in hem als een uitverkorene uit Israël. Zijne woorden zijn zoet en waar. | |
25 December- Het eerste keer in ons leven, hebben wij bij Christenen 't Kerstfeest verbracht. Het ging heel gezellig toe, de 2o Kerstdag werd nogal een klein feestje gevierd. Ook werden verschillende kennissen uitgenoodigd. De kamer werd op zijn mooist versierd, de kerstboom was 't middelpunt van belangstelling. In de kamer werden overal kaarsen aangestoken. 't zag feestelijk uit Eerst werden lekkere gebakjes en een kopje koffie aangeboden. Daarna bereidden zij zich voor om verschillende Psalmen en Kerstliederen te zingen. Het is me nog best bevallen. Dat Kerstfeest is de geboortedag van den centralen Jood (Buber) en profeet Jezu. Waar zoveel mensen bij hem heil zoeken. Waarom wordt hij door ons Joden zo gehaat en bespot? en de grofste beleedigingen werden tegenover hem geuit? Sprak hij niet waarheid en rechtvaardigheid? Als men in Mattheus zijn biografie nagaar, dan beseft men pas wat zijn lijden en strijden was. Spreekt hij niet dezelfde woorden als een onzer profeten? Hoe schoon vat hij de hele Wet bijeen in twee zinnen, die hij 't grote gebod noemt. Gij zult God liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand, en den naasten als | |
[pagina 235]
| |
zich zelf liefhebben. Hij eist van de mensen barmhartigheid en liefde. Hij was een rechtvaardige man, hij heeft ons waarheid geleerd, maar men wou niet naar hem luisteren, hij werd verworpen en bespot. Jezu is niet alleen de wegwijzer voor de Christenen maar ook onze wegwijzer en onze gids op 't goede pad. Hij is één van ons, van ons vlees en bloed. Moge God vele Joden de ogen openen en hen zijn waarheid tonen en doen geloven. |