Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
dame tot zelfs kinderen aan te houden om ze te verzoeken bloempjes of strikjes, die zij in het knoopsgat, of op de mantel of in het haar droegen ook al had dit niets met oranje of de nationale kleuren uit te staan, weg te doen. Zelfs een meisje met een groen-geel strikje in het haar moest dit afdoen, omdat het geel misschien heel-in-de-verte-wel-wat-op-oranje-leek. Iedereen voldeed er aan en zoo is er dan ook in Arnhem niets bekend geworden van relletjes of botsingen. Hoe het in andere steden is geweest, weet ik niet, maar het is zeker, dat alle krachten worden ingespannen om de bevolking, die vergeleken wordt met een fluitketel (fluitend naar buiten, maar kokend van binnen) rustig te houden. Want zouden zich ernstige relletjes voordoen, dan behoeven wij er niet aan te twijfelen, dat de bezetter het met machinegeweren zou weten te onderdrukken. Dat hebben we indertijd in België gezien. | |
Donderdag, 8 Augustus 1940- Terwijl ik gisteren in Arnhem door de Vijzelstraat liep werd mijn aandacht getrokken door twee jonge meisjes, van wie er een zeer modieus gekleed was en o.a. vuurroode schoenen met witte hakjes droeg. Nu is dit niet bezonders, want er worden veel roode schoenen gedragen. Maar toch peinsde ik over de mode dezer dagen, die toestaat dat er dergelijke knalroode schoenen kunnen worden gedragen, zonder dat iemand daarin iets bezonders of geks ziet. Toen ik jong was, was zoo iets ondenkbaars. Enfin! Maar nog geen kwartier later ontmoet ik mijn vriend Jaap, die mij een papiertje laat zien, waarvan ik den tekst hier in extenso laat volgen: ‘Voorspelling, gedaan door den pastoor van As in het jaar 1890. In het jaar, dat men roode schoenen zal dragen en dat 1 September op een Zondag valt, zal een verschrikkelijken oorlog uitbreken, welk zijn hoogtepunt zal bereiken in de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus. - Ook Noorwegen zal in oorlog komen, Zweden daarentegen niet vanwege de afgunst, die er bestaat tusschen Pruisen en Rusland. Ook Nederland zal de oorlog slechts enkele dagen op zijn grondgebied voelen. Maar België zal fel strijden aan de zijde van Frankrijk, maar zal het niet lang uithouden en geeft zich alleen over. Engeland zal op enorme wijze, zooals het nog nooit is geschied, worden geteisterd als straf voor zijn hebzucht. - Italië zal toch nog aan Duitsche zijde den strijd ingaan, maar zal, vóór er twaalf maanden na de deelneming aan dezen oorlog voor- | |
[pagina 48]
| |
bij zijn, ten ondergaan door een groote revolutie en zal terugvallen tot een onbeduidende staat. - Wat Frankrijk betreft, zal dit land in een waar bloedbad worden gestort en wanneer het vrijwel geheel veroverd zal zijn en in de toekomst niet meer op een overwinning kan rekenen, zal als door een wonder Duitschland worden teruggeslagen en de strijd zal in Westfalen worden beslist. Waarna dan Duitschland in drie staten uiteenvalt. Ook Polen en Frankrijk komen weer onder een monarch. Daarna zal een langdurige periode van welstand, voorspoed en vrede volgen onder een gematigden communistisch-democratischen staatsvorm.’ Tot zoover dit merkwaardig geschriftje, waarvan al veel is uitgekomen. | |
Zaterdag, 10 Augustus 1940- Er valt nu niet langer aan te twijfelen, dat de luchtstrijd om en boven Engeland is begonnen. Van de resultaten is echter nog niet veel bekend. De Duitschers scheppen er over op; de Engelschen zwijgen in alle talen. Toch vermoed ik, dat de schade toegebracht aan Engelsche kustplaatsen, schepen, opslagplaatsen, olie- en benzine dépôts niet gering zal zijn. Maar wat er ook van zij, Engeland laat zich niet onbetuigd en gaat eveneens door met Duitschland hevig te bombardeeren. Het wordt blijkbaar inderdaad een Duitsch-Engelsche luchtoorlog. Italië is niet voor niets ook in oorlog met Engeland. Het vischt in troebel water. Het Italiaansche leger is Somaliland binnen gevallen.
‘Iesj haab noer voef minoete tseit’. Met deze woorden kwam vanochtend een Duitsch soldaat zonder te groeten de kapperswinkel binnen, waar ik met nog eenige anderen op mijn beurt zat te wachten. Eenige seconden bleef het stil. De baas keek niet eens op en werkte kalm door, tot ten slotte de bediende, in een poging om Duitsch te spreken, zei ‘Tsoe koertz’. In ieder geval scheen hij het te begrijpen, mompelde iets van: ‘Nah, also’, en verdween. Hij had zeker gedacht, dat wij voor het ‘militär’ opgesprongen zouden zijn om plaats voor hem te maken, zooals dat misschien in Duitschland gewoonte is. Want Herr Feldwebel eischt natuurlijk, dat alle koppen van zijn manschappen keurig gemillimeterd zijn. Een paar dagen geleden trok een afdeeling Duitsche soldaten door de hoofdstraten van Arnhem. Het was alsof er een lineaal langs was getrokken. Al die drie, vierhonderd voeten daalden en rezen als één voet en het was | |
[pagina 49]
| |
alsof er slechts één zware voetstap klonk. Voorop de schetterende muziek, de Radetzkymarsch spelend, daarna een officier op een fraai, bruin (gegapt) paard en daarachter de manschappen in rijen van acht, precies op één lijn, den onderlingen afstand nauwkeurig bewarend, allen van één lengte, alsof ze er voor uitgezocht waren, de helmen boven de gebronsde gezichten, strak, recht voor zich uitkijkend. Het was een ... mooi gezicht, als men tenminste gelieve te vergeten waartoe dit alles dient. Wij blijven toch ook niet in verrukking staan bij een prachtige lederen tasch waarin glimmende nikkelen, zeer vernuftig geconstrueerde inbrekerswerktuigen liggen! Onze jongens van ons veel gesmaad Nederlandsche leger, die niettegenstaande alles toch zoo dapper hebben gevochten om den indringer te weerstaan, mogen er dan wat slordig bij geloopen hebben, in zekeren zin ben ik daar trots op, want dit bewijst, dat wij nu eenmaal geen geboren inbrekers zijn. Er zaten ergens een paar Duitsche officieren te praten, breed uit, zonder eenige gêne, alsof alles van ons nu van hun was. O, met Engeland zouden ze het wel klaar spelen. De Luftwaffe kon, als het de kans kreeg in acht uren tijds heel Londen plat leggen. Maar een paar minuten later hadden ze het er over, dat, als ze ooit zouden gedwongen worden om terug te trekken, zij dan hun laatste bommen zouden bewaren voor de vijf grootste steden van Nederland... Gelieve te noteeren primo, dat Nederland hun blijkbaar toch wel erg dwars zit en secundo, dat de absolute overtuiging van een overwinning toch niet zóó groot is, dat ze het woord ‘terugtrekken’ vergeten zijn Maar de hemel moge ons bijstaan als de heeren zouden moeten terugtrekken. Want, wat er in November 1918 in Noord-Frankrijk is gebeurd staat me te levendig voor den geest, dan dat ik dat ooit zal vergeten. | |
Maandag, 12 Augustus 1940- Er werd mij zoo even een prachtig verhaal verteld door iemand, die het gehoord had van een inwoner van den Haag, die er ooggetuige van geweest is. Ik heb het dus uit de tweede hand, maar het is te mooi om er geen aanteekening van te houden. Men was dan in Scheveningen en wandelde op de pier, vanwaar zij op de reede twee Duitsche z.g. ‘Schnellboote’ zagen, gereed om op het eerste sein zee te kiezen. Het zijn kleine zeewaardige, van kiel tot boeg zwaar bewapende zeer snelvaren de scheepjes, die | |
[pagina 50]
| |
den Engelschen al menige onaangename verrassing hebben bezorgd. Maar nu was het de beurt der Engelschen om hun tegenstander een minder prettige verrassing te bereiden. De wandelaars op de pier zagen plotseling een groote waterzuil, een der snelbooten werd half uit het water opgelicht, brak door midden en verdween oogenblikkelijk in de diepte. De gespannen toeschouwers zagen even daarna de dreigende punt van een periscoop boven water uitsteken en met schuimend kielzog achter zich door het water schieten. Het was natuurlijk een duikboot die den Duitschers deze kool hadden gestoofd. Blijkbaar was de duikboot ook gezien door de bemanning van de andere snelboot, want al heel spoedig werd een torpedo in de richting van de periscoop gelanceerd. Het scheen onmiddellijk raak geweest te zijn, want de periscoop verdween en een enorme olievlek verscheen. De duikboot was dus tot zinken gebracht en de bemanning van de snelboot verheugde zich er over den Engelschman een gevoelig verlies te hebben toegebracht, en tegelijk hun kameraden te hebben gewroken. Maar wat gebeurt er? Nauwelijks is de snelboot op haar basis teruggekeerd of wederom spuit een geweldige waterzuil omhoog en ook van deze snelboot is het lot in een oogwenk voltrokken. Daarna verrees voor de oogen van de verschrikte en verbaasde toeschouwers een monster uit de diepte, een monster in de gedaante van een duikboot ... een Nederlandsche duikboot, de O 13. Het luik ging open, officieren en manschappen kwamen op het dek, wuifden naar hun landgenooten, die voor hen onder zwembereik waren; één oogenblik wapperde de Vaderlandsch driekleur over zee en toen gingen allen vliegensvlug weer naar beneden, het luik ging dicht, de boot dook en was voor goed uit het gezicht verdwenen. Het is wederom: Si non e vero, e ben trovato,Ga naar voetnoot* maar laten wij hopen, dat eens de tijd komt, dat dergelijke verhalen kunnen worden gecontroleerd op waarheid |