Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
Laat ons nu een uure met hem waaken, op datwe niet in bekooringe vallen. Nu moet gy den kelk drinken, dien Kristus gedronken heeft, waarom hy bloedige druppelen heeft gesweet, om den selven te ontgaan, maar nochtans badt dat syn vaaders wille zoude geschieden. Seg nu met den moordenaar, Heere, gedenk myner, alsge in uw ryk komt. Zy my arme sondaar genaadig. Heere, Davids soone, ontferm u myner. O Heere Jesu, ontfang mynen geest. Ik verlange na u, wanneer zal ik uw lieflik aanschyn aanschouwen, want myne ziele dorst na u, als een dor land. O Heere, gy zyt myn leeven, ende sterven is myn gewin. Ik hebbe lust ontbonden te zyn, ende by u te weesen. Ik ellendig mensch! wanneer zultge my verlossen van dit lichaam der sonden? Ik hebbe liever te sterven, dan te leeven. Doch, Heere, uwe wille geschiede. Vaader in uwe handen beveele ik mynen geest. Het welk ons al te saamen God onse lieve Vaader gunne, door de verdiensten syns lieven soons, onses Heeren Jesus Kristus, Amen. |
|