Maak u niet verre van my, want benaauwtheit isnaby, ende hier is geen helper.
Heere, op u betrouwe ik, laatme niet tot schanden werden.
Keer u tot my, zy my genaadig, want ik ben eensaam, ende ellendig.
Aansie myn jammer, ende ellendigheit, ende neemt alle myne sonden weg.
Gy zyt my een sterke steen, ende een borgt, wilme voeren, ende leiden.
Als ik u aanroepe, zoo werde ik seeker dat gy myn God zyt, die myne ziele van de dood verlost.
Verberg uw aanschyn voor myne sonden, ende doe myne misdaad uit.
Heere, verberg uw aangesigt nietvan my, want my is benaauwtheit, verhoorme haastelik, ende verlosme.
In den tyd des noods roepe ik tot u, keer u tot my, zy my genaadig, ende sterk uwen knecht.
Strikken des doods hebben my omvangen, ende benaauwtheeden der helle hebben my geraakt, o Heere, verlos myne ziele.
Heere, gaat met uwen knecht niet in uw oordeel, want geen mensch werdt voor u rechtvaardig.
Van deese, ende diergelyke spreuken moogtge leesen de gansche psalmen door.