Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
Op de harp, en veelen,
Singt hem dus een psalm,
Laat de luit ook paaren
Met des tienlinks snaaren,
Tot een schoonen galm.
| |
2.Singt hem, op nieuw, om hem te danken,
Een lied, dat nooit verouden zal,
Speelt wel, en doet uw spelgeklanken,
Elk om het best, met bly geschal.
Want het woord des Heeren
Geeft, om ons te leeren,
Recht, en goed bescheid.
Alle syne werken
Doen syn trouwe merken,
Heeft hy iets geseit.
| |
3.Gerechtigheit, en recht te pleegen
Is hem een lief, en kostlik ding,
Des Heeren guust, en goede seegen
Vervult des aardryks wyden ring.
Alle heemelperken
Zyn gemaakte werken,
Door des Heeren woord.
Door den Geest, met eenen
Uit syn mond verscheenen,
Quam hun heir ook voort.
| |
[pagina 74]
| |
1 pause.
| |
5.Want doe hy dit, en dat zou maaken,
Zo sei hy, 't zy, en 't was gedaan,
Hy gaf bevel tot alle saaken,
En sag zo strax de weereld staan.
Wat de heidens saamen,
In hun raad, beraamen,
Maakt de Heer te niet.
Wat de volken denken,
Om syn raad te krenken,
Breekt hy, dat men 't siet.
| |
6.Maar 's Heeren raadslag is bestendig,
En eeuwig in haar volle kracht,
Syn hart dacht niets of 't duurt onendig,
Van elk geslacht, tot elk geslacht.
O, in wat een eer is
't Volk, welks God de Heer is!
Saalig wierdt gewis
Al het volk gebooren,
Dat hy heef verkooren
Tot syn erffenis.
| |
[pagina 75]
| |
2 pause.
| |
8.Hy vormt het hart van hun alt'faamen,
En let op al hun werk met vlyt,
Na 't geen sy onder handen naamen
Beloont hy ieder, op syn tyd.
Veele leegerschaaren,
Schoon seer sterk, bewaaren
Nooit een koonings lyf,
Groote kracht, in 't stryden,
Kan geen held bevryden,
Dat hy zoo niet blyf.
| |
9.Schoon 't krygspaard, is het sterk, en magtig,
Veel hei's belooft aan die 't beschrydt,
't Bevalt, als 't geldt, gansch leugenachtig,
Het redt syn heer niet uit den stryd.
Siet, des Heeren oogen
Zyn, met meededoogen,
Over die hem vreest,
Die, tot hem geloopen,
Op syn goedheit hoopen,
Zulke sterkt syn Geest.
| |
[pagina 76]
| |
3 pause
| |
11Wyl wy in hem, van blyschap, springen,
Gevoelt ons hart geen droeffenis,
Want wy vertrouwen onse dingen,
Op synen naam, die heilig is.
Heer, gelyk wy vroomen
Onse hoop volkoomen
Vast op u doen staan,
Sie alsoo gestaadig
Onsen staat genaadig,
En goedgunstig, aan.
|
|