Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij2.Die syn geheel oprecht gemoed,
In synen wandel, uit laat steeken,
En naa wat recht is wyslik doet,
En, in syn harte waarlik goed,
Slechs waare woorden weet te spreeken.
| |
[pagina 29]
| |
3.Wiens tong geen achterklap begaat,
Die nooit iet quaads syn metgesellen
Bestaat te doen, en niemands praat,
Wanneer syn naasten werdt gesmaadt,
Wel op zal neemen, noch vertellen.
| |
4.Wiens oog 't verwerplik volk veracht,
Maar dat den Heere vreest zal eeren,
Die wat hy swoer, dat, naa syn magt,
Ook onveranderlyk betracht,
Al zou het hem seer schaadlik deeren.
| |
5.Die nooit syn geld op woeker geeft,
Noch geen geschenken wil ontfangen,
Tot leed van die geen schuld en heeft.
Wie dit zo doet, en steeds zo leeft,
Die wankelt nooit in syne gangen.
|
|