Getuigenisse van den heer Petrus Schaak.
Een groote en onwaardeerlyke schat is het boek der Psalmen: dies is 't een loffelyke pooging geweest deselve ten akker uit te graaven, en, door digt en sangkunst, in gebruik te brengen, tot troost van deese laatste tyden. Maar de Nederlandsche Poësy, wat trager bykomende, syn ook de Nederlandsche Gereformeerde Kerken, met haare Psalmen van Dathenus, soo wel niet gedient geweest, als de nabuurige geloofsgenooten met de haaren. Dit heeft, na het beschaaven van taal en rymkonst, veele braave geesten ontvonkt, om dit gebrek te helpen; die alle elk haar eer ingeleit, en lof verdient hebben. Onder deesen is te stellen de heer Joannes Six van Chandelier; die, met onvermoeide neersticheit in het naspeuren van de gronttaal by de taalkundige, naauwkeurigheit in het nasien van de uit leggers, en schranderheit in het oordeelen van haar verscheidenheit, het daar toe heeft gebragt, dat hy, als uit den grond, de Psalmen gerymt, en deese stroomen uit haar fontein geschept heeft; wyders den sin gelukkelyk uitgebeeld in rymen, waar in de scherpheit en de soeticheit, de cierlykheit en betaamlykheit, de bevallicheit en beweegelikheit, de natuurlikheit en netticheit, en,