Verhalen uit het land der bokkenrijders en der Teuten
(1978)–J.R.W. Sinninghe– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
GeitenkrentenDe koster wou de pastoor er 'ns tussen nemen. Hij zei toen tegen een wat simpele geitenboer dat hij met een zak vol ‘geitenkrenten’ naar de pastorie moest komen, omdat de pastoor zulke mest nodig had voor zijn bloemen. De boer ging daarom naar de pastoor en zei: ‘Meneer pastoor, hier zijn de geitekrinte.’ De pastoor die zijn koster kende en wel vermoedde dat die een streek uithaalde, vroeg aan de boer wie hem gezegd had dat hij die geitenkrenten nodig had. ‘De koster, meneer pastoor.’ ‘Dat dacht ik wel’, zei de pastoor, ‘daar was ik juist om verlegen’ en stuurde de boer weg met een rijksdaalder. De geitenkrenten deed hij in een sigarenkistje dat hij weer keurig dichtmaakte. Toen zocht hij de koster op een presenteerde hem een sigaar. ‘Dat is een goeie’, zei de koster, ‘zo lust ik er wel elke dag een.’ ‘O, daar heb ik nog wel een kistje van over. Voor een rijksdaalder kun je 't hebben.’ ‘Dat is goed, meneer pastoor.’ En de koster kreeg de geitenkrenten, die hij de pastoor had bezorgd en de pastoor had zijn rijksdaalder terug. (Nunhem)Ga naar eindnoot2. Ga naar eindnoot2.. |
|