Halal geslacht
De kippen waren blij hem te zien. Ze interesseerden hém niet. Niets interesseerde hem vanmorgen.
Ze zou vast een andere weg nemen. Vervloekt! Ze zou hier niet meer langslopen, daar was hij vrijwel zeker van. Verdomme! Het had zo goed kunnen zijn. Hij had niet verwacht dat het met haar niet lukken zou.
Meestal lieten ze hem begaan. Strikte hij hen door hun eigen onverzadigbare begeerte, ving hij hen met hun eigen angst. De kippen waren zijn getuigen dat ze uiteindelijk gewillig waren. Dat hij altijd lief voor hen was. Hen troostte in zijn armen wanneer hun bloed de aarde vlekte.
Het was al bij zevenen. Het uur waarop ze langs zou gaan. Zou hij toch even naar voren lopen? Misschien dat ze tóch... Met dit grillige grut kon je het immers nooit weten. Stik! Hij ging niet. Wipte de haken van de rendeuren omhoog om de kippen eruit te laten. Haastig trippelden ze het erf op, renden kriskras alle kanten uit. Hij lette niet op ze, strooide afwezig het graan voor zich uit.
Hij had het niet goed aangepakt. Veel te lang gewacht. Waarom had hij zo godvergeten lang gedraald! Ze was jonger dan de anderen. Veel jonger, dit poppige ding waar hij zo verzot op was geraakt. Bij háár had hij niets willen forceren. Had liever gezien dat ze zelf ook echt wou... hém wou. Mijn God ze was zo gaaf, zo mooi, dat hij om haar was blijven wachten. Haar handen... zachte mollige handen, met een kuiltje onder elke vinger. O God, hij voelde de koorts weer in zijn buik, voelde zijn bloed weer in opstand komen. Misschien liep ze langs, nu, op dit moment, oh... meisje... mijn meisje...
Ze stonden naar hem te loeren, ongeduldig te pikken aan de pijpen van zijn broek. ‘Donder op verdomme! Rot op, vervloekte beesten!’ Het zand stoof op. Kakelend renden ze weg maar waren in een oogwenk weer terug.