En mijn vriend de missionaris besluit: ‘Help ons de slavernij volledig afschaffen.’
Wij slapen als rozen.
Als wij wakker worden, te Orléans, zijn de bergen van de kim; wij voelen ons meer thuis: we naderen de lage landen bij de zee.
Ze ploegen met ossen, tot tegen Parijs. En al die boeren schijnen vergeten te hebben een blaadje van hun almanak te trekken, want vandaag is 't Zondag...
Parijs steekt vol vlaggen. Misschien omdat het verkiezing is voor de kamers? Neen, wordt ons gezegd, ter wille van Jeanne d'Arc's feestdag.
Vergeleken bij de grandezza van Madrid is Parijs een stad van kleine renteniers, luidt het oordeel van Oom Jan.
Herrie onder de pakjesdragers: ‘Wat maakt het ons wie aan 't roer zit? Ik ga niet ter stembus.’
- Ik wel! Ik wel! knettert het aan alle kanten.
- Nous allons au bureau de vote. On sait maintenant ce que cela coûte de ne pas aller voter.
Heeroom gaat mis lezen in de Madeleine.
Groot sermoon over La Pucelle d'Orléans... vóór ledige banken en stoelen.
Ontbijt in een tea-room. Daar, in het telefoonboek, het adres gezocht van een Italiaansch journalist, met wien beide oomes, tijdens een vroegere reis, hebben kennis aangeknoopt te Rome.
Per taxi er naartoe. Barvoets in zijn sloffen, met een baard van drie dagen, ontvangt hij ons in zijn stemmig salonnetje, waarvan de wanden behangen zijn met schilderijen, penteekeningen, schetsen van de meest beroemde Fransche en Italiaansche schilders van onzen tijd.
Een vriendelijk vinnig heertje van bij de vijftig. Het