De moderne Helicon
(1792)–Arend Fokke Simonsz– AuteursrechtvrijEen droom
[pagina V]
| |
Aan de
| |
[pagina VI]
| |
wordt deze
| |
[pagina VII]
| |
Voorbericht.Dit Stukjen is enkel ontworpen, om, door een Komisch Contrast van het verhevene met het gemeenzaame, voor een poos te vermaaken en den lach optewekken; hiermede eene proeve leverende van de opvolging der voorbeelden welke ik bereids in eene VerhandelingGa naar voetnoot(*), opzettelijk over dit onderwerp gedaan, aan de hand gegeeven hebbe. Niemand dan verbeelde zig, dat 'er eenige de geringste toespeeling op een of ander Dichtwerk hoegenoemd in bedoeld zij. Het is 'er zelfs zo verre van af, dat de versen welke hier en daar bijgebragt worden, immers bij mijn weeten, nergens in eenig Dichtstuk alzo gevonden worden. 'Er is, wel is waar, het ongepast, te menigvuldige maalen herhaald en zonder smaak overgenoomen, gebruik, of liever misbruik, van sommige buitenlandsche en andere Dichtsieraaden in berispt; maar niet het gepaste gebruik derzelve, onder welke 'er zelfs uitmuntend verhevene worden aangetroffen; wie kan ontkennen dat, bij voorbeeld, de uitdrukking, van den Seraph tot den Wurm, geen verhevenheid in zig zoude bevatten; wanneer zij juist geplaatst en niet ad nauseam usque, of tot walgens toe, overal als bij gescheurd wierde; in zo een geval verliest | |
[pagina VIII]
| |
het schoone zijn' prikkel en men wordt gewaar dat Homerus, als geöefend Menschkenner, met waarheid gezongen heeft: Παντων μεν κορος 'εστι. Kan nu deze mijn droom iets toebrengen, om sommige te veel ingeslopene en waarlijk redenlooze uitdrukkingen en valsch vernuft, in onze Neêrduitsche Dichtwerken, tegen te gaan, en sommige schoone beelden spaarzaamer, en, als 't ware, met meer ontzag, te doen bezigen, dan zal mijn oogmerk met het uitgeeven van dit Werkjen, als ook dat van die geenen mijner Vrienden, welke mij daar toe ten sterksten aangespoord hebben, volkomen bereikt zijn. De nadere ophelderingen agter den tekst geplaatst, zullen mijne waare bedoelingen ten duidelijksten doen kennen. Verzoekende voords den Leezer deze in 't oogloopende misstelling aldus te verbeeteren:
Bladz 30 reg. 5 van boven staat: nequis lees: metuis. |
|