Het versierde woord. De Epitheta of woordcombinaties van Anthoni Smyters uit 1620
(1999)–Anthoni Smyters– Auteursrechtelijk beschermdDe Epitheta of woordcombinaties van Anthoni Smyters uit 1620
Uilenspiegel(uylenspieghel) bootsig [grappig], gek, guit, uitstrijker [bedrieger], spotter, vermakelijk, spotters-patroon, boevenvoorbeeld, gabberaar [grapjas], beuzelverkoper [jokker], bedrieger, deugnietenspiegel, landloper, narrenvriend, Tielenaar, strontverkoper. | |
uitdroging(uytdrooghinghe) kwelend [lijdend], kwelachtig, bleek, dor, ziekelijk, verdorven [bedorven], koortsig, mager. | |
uitneming[uitzondering] (uytneminghe) uitzondering, gunstig, wederlegd, vrij, los, tenietgedaan, gepriviligeerd, vergeeflijk, uitgestoken. | |
uitspraak of oratie[redevoering] (uytsprake ofte oratie) gemeen [openbaar], openbaar, welsprekend, voorverdacht [tevoren bedacht], geschikt [opgesteld], verstandig, oproerig, statig, degelijk, wijsmakend [overtuigend], sermoenen, predikers-, geleerd, welgesproken, gemeente- [volks-], lang, scherpzinnig, orateurs-, eerbaar, gesierd, behoningd, retorieks, retoriekelijk. Zie oratie. | |
uitspraak[redevoering] (uytsprake) schoon [mooi], heerlijk, fraai, verstandelijk, verward. Zie oratie. | |
uitspruit[loot] (uytspruyte) teer, bottend, wild, getakt, rijzig, gegaffeld, klein, wassend [groeiend], nieuw, recht, overvloedig. | |
uitstel of vertrek(uytstel ofte vertreck) wachtend, lang, verlengd, uitgesteld, langbeidend, verbeidend, vluchtend. | |
uitvaart(uytvaert) ceremoniaal, kerkendienstig, gedenkwaardig, grafs, hovaardig, heerlijk, droevig, deerlijk, christelijk, eerlijk [eervol], laatst, beschreid, rouwdragend, zwart, dood, berouwkleed, beklaagd, smartelijk, prachtig. | |
Ulysses(Vlysses) Ithacisch [van Ithaca], loos [sluw], der Grieken eer, wijs, vermaard, Sisyphisch [als de sluwe Sisyphus], scherpzinnig, Grieks, schalk [schurkachtig], boos, traag, soldaat, Homerisch, welsprekend, werkmeester der boosheid, meinedig, leugenaar, bedrieglijk, verrader, vos, arbeidig, verhard, landloper, bedacht [bedachtzaam], Peneloops [van Penelope], hartelijk [moedig], ervaren, ridderlijk, wreed, eedbreker, bedrieger, geschikt [knap], subtiel, dubbel, doortrapt, wakker, boosachtig, langzaam, boefachtig, smeker [mooiprater], vleier, expert [ervaren], krijger, eloquent, behendig, krijgsheld. Homerus, de prins der dichters, vertelt dat Ulysses, zoon van Laërtes, koning was van het eiland Ithaca en van Dulichia. Hij was een uiterst welsprekend man, ervaren in belangrijke regeringszaken, dapper en schrander in de oorlog, iemand die geduldig leed kon verdragen. Zijn vrouw heette Penelope, bij haar had hij Telemachus, en hij was op haar zo verliefd dat hij, om niet aan de oorlog in Troje te hoeven deelnemen, deed alsof hij krankzinnig was. Maar toch stuurde men hem daarheen, want zijn listigheid werd ontdekt door Palamedes. En hij weerde zich daar dapper en verrichtte veel heldendaden. Ten slotte keerde hij weer terug naar zijn land, waar hij als bedelaar verkleed, met hulp van zijn zoon Telemachus en twee dienaren, alle vrijers die in zijn afwezigheid zijn vrouw belaagd hadden ombracht, op | |
[pagina 210]
| |
één na. Een van zijn zoons, Telegonus, heeft hem per ongeluk gedood. | |
Unie(Vnie) verenigd, eenvoudig [één, eenheid-], gelijk, gemeenzaam, huisgenoot, hartelijk, zonderling [bijzonder], vreedzamig, onscheidelijk, vriendelijk, amoureus, goddelijk, huwelijks, broederlijk, bijeengevoegd, vergaderd [bijeen], gelijkelijk, gezellen, raads-, burgerlijk, geheel, volkomen. | |
universiteit(vniversiteyt) geleerd, studieus, van Parijs, Keuls, Leuvens, Leids, Wittenbergs etc., verzocht [bezocht], edel, der vrije kunsten, gemeen [openbaar], vermaard, Academisch, retorieks, volkrijk, waard [waardig]. Hieronder verstaat men de plaatsen waar men de wetenschap beoefent, en ook gepromoveerd wordt van lage tot hogere staat. De universiteiten heten zo omdat daar veel lieden zijn die geleerd zijn in de universele wetenschap, of omdat ze van alle kanten daarheen komen. | |
uren(uren) ras [snel], kort, afgaand, lopend, vliedend [voorbijgaand], voortgaand, dagen, roerend [beweeglijk], zonnekamenieren [zonnedienaressen], slibberend, gevleugeld, gevederd [gevleugeld], zwak, portieren des hemels, horlogisch [van een uurwerk], slap, gepast, draaiend, wederkerend, achtervolgend, vergankelijk, gelijk, rollend, elkaar volgend, onwederroepelijk, lichtvaardig [snelgaand]. | |
uurwerk of uurwijzer(urewerck ofte urewijser) gekompasseerd, water-, zonne-, roerend [beweeglijk], omlopend, geraderd, genaald, draaiend, wijzerdragend. |
|