| |
| |
| |
Bij de heruitgave
Gevolgde werkwijze en dankbetuigingen
De werkwijze is als volgt geweest: Hans Geluk heeft de trefwoorden en epitheta in een database ingetypt en omgespeld. Dit werk is in eerste instantie gecontroleerd door Marianne Göbel, die vele waardevolle suggesties voor het toevoegen van betekenissen heeft gedaan. Piet Verhoeff heeft het voorwerk en een groot deel van de encyclopedische informatie hertaald en de hele tekst van kritische en zinnige opmerkingen voorzien. De helaas inmiddels overleden classicus Frank Tichelman heeft de verhaaltjes die de klassieke oudheid betreffen, kritisch doorgelezen, de spelling van de namen aangepast en het geheel voorzien van commentaar. Tanneke Schoonheim en Rob Tempelaars hebben delen van de tekst bekeken en geholpen bij het oplossen van zeventiende-eeuwse puzzels. Ewoud Sanders en Jaap Engelsman ten slotte hebben suggesties voor de opzet gegeven. Alle genoemde personen dank ik van harte voor hun medewerking.
| |
Opgenomen woorden
Alle woorden die niet in de Grote Van Dale staan, totaal onbekend en onbegrijpelijk zijn, en geen enkel herkenbaar verband met moderne woorden hebben, zijn geschrapt, omdat de moderne lezer er niets aan heeft. Uiteindelijk betekende dat, dat minder dan vijf procent van de epitheta niet is opgenomen. Van de 2808 trefwoorden uit Smyters zijn er slechts achttien niet opgenomen, waarvan zes alleen bestaan uit een verwijzing. Het gaat om de volgende trefwoorden: cardus benedictus, consille de greyn oft melisse, echidne, ghekari, haerman, kudse, lis over zee, moly, peltser oft peltier, phaleuces, pylares ofte pylariden, stellio en om de verwijslemmata: bootse, fuset, naenken, potheys, rispe, voeyeringhe.
Van een aantal trefwoorden neemt Smyters twee varianten op, bijvoorbeeld poort of deur. Soms heb ik een van beide varianten geschrapt, omdat deze niet meer bekend is. Wanneer de tweede variant geschrapt is, is dat voor het terugvinden in de originele tekst geen probleem. Wanneer de eerste variant geschrapt is, is het woord niet meer terug te vinden. Daarom hier een opsomming van de zes ingangen waarvan de eerste variant is geschrapt: aschvijster ofte huys-duyve, colicompas ofte darmpijne, frenie ofte boordt, kecke ofte parte, kulcte ofte deck-bedde, verjuys ofte groen sap.
| |
Omspelling
In deze heruitgave van de Epitheta zijn de trefwoorden en epitheta van Smyters volgens goed lexicografisch gebruik omgespeld naar de moderne spelling, om het werk voor de moderne lezer toegankelijk te maken. Dus keersse en smaekelijck zijn kaars en smakelijk geworden. Wel is overal de structuur van de woorden intact gela- | |
| |
ten, dus de voor- en achtervoegsels zijn ongewijzigd overgenomen, ook bij woorden die in het moderne Nederlands niet meer voorkomen, zoals arbeidig (nu arbeidzaam). Bij het omspellen is het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) als richtlijn gebruikt: zo heb ik in navolging van het WNT bijvoorbeeld verzien niet omgespeld naar voorzien, want het WNT beschouwt deze twee woorden als verschillende trefwoorden.
Als ingangen zijn de omgespelde trefwoorden gegeven. Hierna is telkens tussen haakjes en cursief het trefwoord vermeld zoals Smyters het spelde. Hierdoor kan de lezer de procedure bij het omspellen bekijken en indien gewenst het trefwoord in het originele werk terugvinden. Van de epitheta zijn omwille van de leesbaarheid en de omvang alleen de omgespelde vormen gegeven.
Smyters nam de epitheta op in verbogen vorm, dus bijvoorbeeld bij kater (een mannelijk woord) grooten, verveerlijcken, swerten, of bij het vrouwelijke kastijding: schandelijcke, wreede. Deze uitgangen zijn in de heruitgave weggelaten, dus een kater is groot, vervaarlijk, zwart en een kastijding is schandelijk, wreed.
Het zal geen verbazing wekken dat de spelling van de uit Zuid-Nederland naar het noorden gevluchte Smyters sporen draagt van Zuid-Nederlandse herkomst. Zuid-Nederlandse vormen zijn bijvoorbeeld herte voor hart, keersse voor kaars of kieckenen voor kuikens. In de omspelling zijn deze zuid-neerlandismen grotendeels verdwenen. Ook uit uitgangen kan de Zuid-Nederlandse herkomst van Smyters blijken, bijvoorbeeld uit de vrouwelijke vormen op -ersse, zoals verradersse in plaats van verraadster of bedriegersse voor bedriegster.
| |
Betekenis
Daar waar de betekenis van een trefwoord of epitheton niet duidelijk is voor de moderne lezer, zoals bij stuur en korzel, hebben we tussen vierkante haken een verklaring toegevoegd: [stuurs] respectievelijk [opvliegend].
Woorden die nog in Van Dale staan, zijn alleen uitgelegd als ze ambigu zijn of voor de moderne lezer onmiddellijk verkeerde associaties oproepen, zoals schoon en stout, die Smyters gebruikt in de betekenis ‘mooi’ respectievelijk ‘dapper’.
Bij woorden die de lezer kan doorzien, is geen betekenis toegevoegd. Smyters maakt bijvoorbeeld veelvuldig epitheta met ge- of be-, die meestal gemakkelijk herkenbaar zijn als men het gevolgde procédé eenmaal doorziet. Gesterd betekent ‘met een ster’, gemijterd ‘met een mijter’, bebaard ‘met een baard’. Maar als een dergelijk woord ambigu is, is de betekenis toegevoegd, bijvoorbeeld gekamd ‘met een kam’, geborsteld ‘met borstels’, gepluimd ‘met veren’.
Het bepalen van de betekenis van een woord is niet altijd eenvoudig, omdat de woorden soms meerdere betekenissen kunnen hebben of niet in het WNT staan. Vier zaken kunnen een indicatie geven van de betekenis van een epitheton:
1. | de betekenis die het epitheton bij andere trefwoorden heeft: doordat schoon in achtennegentig procent van de gevallen ondubbelzinnig ‘mooi’ betekent, kan afgeleid worden dat het die betekenis ook bij ‘handen’ heeft |
2. | de epitheta die er vlakbij staan: Smyters zet namelijk vaak woorden met gelijke betekenissen bij elkaar: bij moorder [moordenaar] bijvoorbeeld stropdrager,
|
| |
| |
| strafwaardig, galgenlap, galgenaas, ravenaas; ook vinden we vaak achter elkaar staan de min of meer identieke epitheta verborgen, heimelijk en bedekt, of vleiend, smekend en aanlokkend, of schalk en schelms (die beide ongeveer ‘schurkachtig’ betekenen) |
3. | het Franse voorbeeld van De la Porte: wanneer Smyters bijvoorbeeld schoon of stom geeft, en De la Porte vermeldt hier beau of muet, dan is direct duidelijk welke betekenis Smyters in gedachten had |
4. | de datering van de betekenissen: in 1620 bijvoorbeeld had gemeen nog niet de huidige betekenis, die is pas later ontstaan. |
De toegevoegde betekenissen geven slechts een indicatie. Omdat de context ontbreekt, is lang niet altijd zeker of de vermelde betekenis inderdaad degene is die Smyters bedoelde. Maar wanneer ik helemaal geen betekenis zou geven, zou er voor de moderne lezer te veel te raden overblijven. Bij woorden waarbij men zelf wel een betekenis kan verzinnen, laat ik het aan de fantasie van de lezer over. Als voorbeeld kan fielt gelden:
fielt luizig, verhakkeld [met gescheurde kleren], bevend, schuddend, guits [schurkachtig], zweerachtig, versnoterd [verkouden], schurft-, schrobbend [krabbend], vilein, bedelend, vuil, besmeurd, besmuisterd [bevuild], vodachtig, verlapt [haveloos], arm, veracht, ellendig, verscheurd, troggelend [bedelend], ruiig [schurftig], kaal, dartel, krauwachtig [schurftig], zerig [schurftig], omgaand [rondgaand], broodbedelend, naakt, bedelzakdrager, barmhartig, druipend, grijzend [afschuwwekkend], leep, schreiend, krijtend, ontregen [losgeregen], broekhangend [met hangende broek], ongekleed, kwalijkgekleed [slechtgekleed], met open borst [met blote borst], knapzak-, gierig [hebzuchtig], slokkend, langharig, hongerig, verhongerend, knappertander, luizenknipper.
Dat verhakkelen een afleiding van hakken is, zal duidelijk zijn. Maar dat verhakkeld ‘met gescheurde kleren’ betekent, is niet direct voor de hand liggend. Dat hebben we dus toegevoegd. Daarentegen kan de lezer de betekenis van zweerachtig, vodachtig, slokkend gemakkelijk zelf verzinnen, al staan deze woorden niet in de moderne woordenboeken. De keuze welke woorden wel en welke geen betekenisomschrijving hebben gekregen, is uiteraard arbitrair; ik heb geprobeerd de woordkeus van Smyters doorzichtig te maken zonder de tekst kapot te verklaren.
Een aantal epitheta wordt bij een heleboel trefwoorden genoemd en heeft een vage, onduidelijke betekenis in positieve zin: aardig, bekwaam, beleefd, blij, dartel, eerbaar, heerlijk, kloek, licht, lustig, statig, subtiel, teer, vast, wakker, zoet; of in negatieve zin: bot, droevig. Andere epitheta kunnen zelfs in sommige gevallen een positieve en in andere gevallen een negatieve betekenis krijgen, bijvoorbeeld geweldig, hovaardig. Hoewel de epitheta in deze tijd niet altijd meer met het trefwoord worden verbonden, hebben we deze vage woorden toch meestal niet uitgelegd; ik vermoed namelijk dat ook Smyters er geen duidelijke betekenis aan hechtte.
Een bijzonder epitheton is Indiaans, dat vaak in de plaats van ‘Indisch’ is gebruikt. Zowel Indiaans als Indisch heeft bij Smyters meestal niet de letterlijke betekenis ‘uit Indië’, maar ze betekenen iets als ‘exotisch, uitheems’.
| |
| |
Van sommige epitheta heb ik geen idee wat ze betekenen, hoewel duidelijk is van welk woord ze zijn afgeleid of met welke woorden ze zijn samengesteld. Zo staat onder paleis (van justitie): beurspletterplaats en zuiverbeurs. Wat is dat? Betekent beurspletterplaats misschien ‘plaats waar je beurs wordt platgemaakt’? Wat wordt onder citer met barbierspel bedoeld? En waarnaar verwijst vuurteken onder livrei?
| |
Hertaling
De encylopedische informatie die Smyters geeft, is hertaald. Dat wil zeggen dat de tekst van Smyters vertaald is naar modern Nederlands. Omspellen alleen was hier niet voldoende, want de zinsstructuur, woordvolgorde, gebruikte voornaamwoorden e.d. zijn voor de moderne lezer niet meer te volgen: Smyters gebruikte veel bijzinnen en ingebedde zinnen. Nadrukkelijk is echter het zeventiende-eeuwse karakter zoveel mogelijk behouden. Prachtige voorbeelden van overdrachtelijk taalgebruik zijn dus gehandhaafd, zoals onder lelie: ‘haar witheid gaat alle witheden te boven’, of onder hydra: ‘hij is zo giftig als de allergiftigste slang van alle slangen’.
| |
Zet- en spelfouten
Zetfouten in de epitheta zijn stilzwijgend verbeterd. Zo noemt Smyters koorts ‘knaghnede’; bij de omspelling is dat gewoon ‘knagend’ geworden.
Ook onjuistheden in de spelling van eigennamen in de encyclopedische informatie zijn gecorrigeerd. De namen worden zeer divers gespeld. Zo spreekt Smyters van Sysiphus in plaats van Sisyphus (onder Corinthe). Dit kun je als een spelfout beschouwen, maar er komen ook veel grotere afwijkingen voor, zoals (het eerste woord is het foutieve van Smyters) Astynactus in plaats van Astyanax (onder Hector), Angenor in plaats van Agenor (onder Europa), Almicar in plaats van Hamilcar (onder Hannibal). Voor een deel zijn deze fouten te herleiden op De la Porte (die de verfranste vormen van de namen geeft). We hebben de namen zoveel mogelijk gegeven in de spelling die momenteel gebruikelijk is (gebaseerd op Van Dale of de Kleine of Grote Pauly).
| |
De onderdelen van de lemmata
Samengevat bestaan de lemmata in deze heruitgave uit de volgende onderdelen:
1. | omgespelde vorm van het trefwoord. Soms bestaat het trefwoord uit twee vormen, gescheiden door ‘of’ |
2. | facultatief: een betekenisaanduiding van het trefwoord tussen vierkante haken |
3. | het trefwoord in de letterlijke spelling van Smyters, tussen haakjes en cursief (en inclusief zetfouten, die overigens maar vijfmaal voorkomen en met ‘(sic)’ zijn gemarkeerd). Alleen de namen hebben een beginkapitaal gekregen (Smyters nam alle trefwoorden met een beginkapitaal op). Soms zijn er twee vormen gescheiden door ‘oft(e)’ |
4. | een opsomming van de epitheta, in omgespelde vorm, waarvan sommige gevolgd door een betekenisaanduiding tussen vierkante haken |
| |
| |
5. | hertaalde encyclopedische informatie. Deze informatie staat bij ongeveer negentien procent van de trefwoorden. |
Er bestaan ook verwijslemmata waar de epitheta ontbreken: na het trefwoord volgt ‘zie’, gevolgd door een ander trefwoord.
| |
De trefwoorden en verwijzingen van Smyters
De omgespelde trefwoorden zijn in alfabetische volgorde gezet. Deze volgorde varieert alleen al vanwege de omspelling van die van Smyters. Maar dat is niet de enige reden: in de zestiende en zeventiende eeuw werden woorden nog niet op dezelfde wijze gealfabetiseerd als tegenwoordig. Soms alfabetiseerde men alleen op de eerste letter of de eerste twee letters. Bovendien bestond het alfabet nog niet uit 26 letters, maar uit 24: zowel de I en de J als de U en de V werden samengenomen.
Smyters alfabetiseerde zijn trefwoorden in ieder geval op de eerste twee of drie letters, vaak ook op het hele woord, maar dat laatste toch lang niet altijd. Woorden met een y erin alfabetiseerde hij soms alsof er i stond, soms ook op y.
Ondanks het onregelmatige alfabetiseringssysteem van Smyters heeft hij slechts weinig fouten gemaakt. Dat kunnen wij gemakkelijk controleren omdat de woorden van Smyters in een database zijn gestopt, waardoor alle onvolkomenheden onbarmhartig aan het licht komen. Sommigen menen dat het niet eerlijk is op ouder materiaal de huidige mogelijkheden los te laten, omdat het oude materiaal niet kon voldoen aan eisen van een latere tijd. Smyters doorstaat deze test echter met glans. Als leraar moet hij wel een enorme Pietje precies zijn geweest. Er zijn maar twee trefwoorden ten onrechte dubbel opgenomen, namelijk maag en pompoen - de eerste maal staat pompoen tussen palmboom en Pan, dus alsof de spelling ‘pampoen’ zou zijn. Verder zijn vier woorden zowel onder de de C als onder de K opgenomen - een geval van dubbelspelling waar je toch nauwelijks bezwaar tegen kunt maken: koekoek, kracht, krankheid, kruis; omdat de laatste drie woorden slechts een verwijzing bevatten, heb ik ze in de omgespelde versie samengevoegd met de c-spelling in Smyters.
Daarnaast heeft Smyters soms bewust hetzelfde trefwoord tweemaal direct na elkaar opgenomen; het gaat dan om een trefwoord dat verschillende betekenissen heeft, bijvoorbeeld hoofd: van dieren en van mensen. Deze gevallen heb ik van elkaar onderscheiden door toevoeging van een betekenis tussen vierkante haken; soms geeft ook Smyters op de plaats van het eerste epitheton na het trefwoord een betekenisaanduiding.
Verder alfabetiseert Smyters sommige samenstellingen opzettelijk op het tweede deel. Zo komen bij hem H. Geest na geest en vrije kunsten na kunstenaar; in de alfabetisering van de herdruk is dit gewijzigd.
Ook in de verwijzingen naar andere trefwoorden heeft Smyters opmerkelijk weinig fouten gemaakt. Ik heb slechts één loze verwijzing gevonden: bij sonnet verwijst hij naar klinkvers of vers; klinkvers is echter niet opgenomen.
Wat vaker zien we dat hij kleine spelvarianten in de verwijzing schrijft, of ver- | |
| |
wijst naar een woord met een iets andere uitgang. De lezer komt dan toch meestal wel uit bij het juiste woord, alleen in de gevallen waar de beginletter verschilt, kost dat iets meer moeite. Zo verwijst hij bij blinking naar cieraet, wat echter als ciraet is opgenomen, bij graan naar zaedt, dat als zaet in het woordenboek staat, bij wiel naar radt (in het woordenboek rat). Lastiger voor de toenmalige gebruiker was de verwijzing bij schans naar kasteel, waar het woordenboek casteel geeft, en bij voorhuis naar zale, waar sale is opgenomen. Al deze spellingvarianten zijn bij de omspelling door ons automatisch goed gekomen.
Verwijzingen naar woorden met andere uitgangen vinden we bij fruit, waar Smyters naar vruchten verwijst (in het woordenboek is vrucht opgenomen), bij gratie, waar naar aendacht is verwezen (in het woordenboek aandachtigheid), bij onachtbaar met verwijzing naar snoode (in het woordenboek snodigheid), bij speurhond, dat naar brack verwijst (in het woordenboek brackhondt), en ten slotte bij wassing of toename, waar naar overvloedich is verwezen (in het woordenboek overvloedicheyt). Op een bestand van ruim 2800 woorden en met de toenmalige technische mogelijkheden verdient het geringe aantal onregelmatigheden wel een enorm compliment.
| |
Twee varianten van het trefwoord
In 402 gevallen geeft Smyters twee trefwoorden, gescheiden door ‘of’. Soms gaat het dan om twee synoniemen (achtneming of waarneming), soms om spelvarianten (die bij de omspelling verdwijnen; in de spelling van Smyters bijvoorbeeld: ammer ofte amber), soms worden naast elkaar een Nederlands en een vreemd woord geplaatst (adieu of afscheid, besluit of resolutie, echo of weergalm, elegie of treurlied), en soms gaat het om een Zuid-Nederlandse naast een Noord-Nederlandse variant. De Vooys, die een kort stuk aan het werk van Smyters gewijd heeft, merkt daarbij op dat de Zuid-Nederlander Smyters dikwijls de Noord-Nederlandse variant vermeldt vóór het Zuid-Nederlandse woord, bijvoorbeeld: bedstede of koets, blad of loof, kogel of kloot, dal of vallei, goot of riool, ham of hesp, pannenkoeken of struiven, pijl of schicht, schop of spa, slachter of vleeshouwer, slaap of vaak, weide of beemd, zieke of kranke.
In verreweg de meeste gevallen heeft Smyters het tweede woord niet ook nog apart als trefwoord opgenomen; soms echter heeft hij dat wel gedaan - gegeven de soms ver uiteengelegen alfabetische plaats is dat wel zo gebruiksvriendelijk. Soms heeft hij dan bij het tweede woord verwezen naar het eerste, maar in andere gevallen krijgen beide woorden epitheta - die dan deels van elkaar verschillen.
| |
Uniek
Het woordenboek van Smyters is voor het Nederlands uniek: er bestaat tot op heden geen woordenboek dat een opsomming geeft van meer of minder vaste verbindingen van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, van synoniemen en antoniemen. Een dergelijk woordenboek bestaat wel voor bijvoorbeeld het Russisch en Engels; het wordt daar combinatorisch woordenboek genoemd (en bevat overigens in tegenstelling tot de Epitheta ook werkwoorden en voorzetsels).
| |
| |
In de bibliografie van Nederlandse woordenboeken van Claes is Smyters dan ook, bij gebrek aan een passende categorie, opgevoerd onder de ‘synoniemenwoordenboeken’. Natuurlijk hebben de Epitheta overeenkomsten met woordenboeken als Het juiste woord van L. Brouwers en vooral met de Prisma taalschat van G.A. Mesters uit 1956, maar de opzet en doelstelling van Smyters zijn uniek en nooit nagevolgd.
Het werk is vanwege de alledaagse woorden in de eerste plaats een rijke bron voor onze kennis van de zeventiende eeuw. Het WNT gebruikt Smyters dan ook als een van zijn bronnen, zij het pas in de na 1972 gepubliceerde delen: in een deel van de R, de T, U, V, W en Z worden tal van Smyters-woorden aangehaald, in totaal 245 maal.
Het werk van Smyters mag dan uit 1620 stammen, het is zeker niet gedateerd. Ook nu nog kunnen journalisten en schrijvers die zoeken naar een frisse en originele woordkeus, hun voordeel doen met de Epitheta. Hopelijk vindt deze heruitgave navolging en worden versleten metaforen en vaste verbindingen vervangen door originele Smyters-vondsten. Is het niet verrassend om een proces als scheurbeurs [aanslag op de portemonnee] of gruwelmonster te omschrijven, een lekkerbek te karakteriseren als likspit [die het spit aflikt], schotellikker, teljoorlikker [bordenlikker], keukenbewaarder [keukenbewaker], snuffelschapraai [die door de etenskasten snuffelt], een predikant tekstrijk en zinrijk te noemen, en te spreken van de botmakende dronkenschap van een roodneuzige drinkebroer?
Ook voor taalkundigen is Smyters een goudmijn. Zo vinden we bijvoorbeeld bij Smyters twee woorden waarvan tot nu toe volgens het WNT geen bewijsplaatsen waren gevonden: onder hof noemt Smyters geplot(t)erd [geplukt, geoogst]; het WNT vermeldt onder ploten ‘slaan’ dat het frequentatief ploteren niet-geattesteerd is. Bij dezen dus. En onder kappers [kappertjes] geeft Smyters het zelfstandig naamwoord brem [pekel], een vorm waarvan het WNT onder brijn zegt dat het ‘door geene oudere bewijsplaats gestaafd’ is.
Bijna vier eeuwen na Smyters sluit ik me graag aan bij de door hem uitgesproken hoop dat dit werk ‘het nut van het algemeen’ dient, en ‘dienstig is voor allen die de dichtkunst beminnen, maar ook om alle andere Nederlandse geschriften mee te versieren’.
|
|