Commentaar op Achterberg
(1948)–Fokke Sierksma– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
Opgedragen aan S. Vestdijk | |
[pagina 6]
| |
VerantwoordingMet nadruk, maar zonder resultaat is er na de bevrijding van ons land betoogd, dat de literatuur - en de poëzie in het bizonder - moest worden vernieuwd. Er moet in dit verband de aandacht op worden gevestigd, dat reeds voor de oorlog in Nederland een dichter werkte, wiens poëzie in vele opzichten een renovatie is: Gerrit Achterberg. Het staat niet aan ons te voorspellen, welke plaats en betekenis hij zal hebben in de literatuurgeschiedenissen van over één of meer eeuwen. Nu valt alleen te constateren, dat hij voor velen nieuw is, d.w.z. terwijl wij bij de verzen van andere dichters met meer of minder belangstelling toezien hoe de dichter weer eens de bekende poëtische mogelijkheden heeft gevarieerd, dringen Achterbergs gedichten zich overrompelend aan ons op, zodat wij ons gewonnen moeten geven vóór er gelegenheid is om te vragen naar zijn dichterlijk procédé. Er zou alle reden zijn om hier van creatieve poëzie te spreken, wanneer deze uitdrukking niet reeds lang een epitheton ornans geworden was voor dichtwerk van de tweede tot de twintigste rang. Het nieuwe element in zijn gedichten is zeer waarschijnlijk ook de oorzaak van zijn zogenaamde onbegrijpelijkheid. Wanneer het daarom al zin heeft om de gewone poëtische productie van critiek en commentaar te voorzien, dan is het te meer zinvol om Achterbergs verzen in het brandpunt van onze aandacht te plaatsen. Want dit staat vast - hij heeft aan de poëzie nieuwe mo- | |
[pagina 7]
| |
gelijkheden gegeven. Bovendien ontkomt men dikwijls niet aan het gevoel, dat deze mogelijkheden niet alleen de dichtkunst, maar ook de mens raken. Literaire critiek zou hier van dienst kunnen zijn bij de bewustwording van tot nu toe onbekende sectoren van de ziel, of misschien juister geformuleerd - bij de drooglegging van verdronken land. Op grond van deze of dergelijke overwegingen werd een groep van jonge schrijvers onmiddellijk bereid gevonden om hun reacties op Achterberg te formuleren en in één bundel te laten verzamelen. Overleg is er verder niet gepleegd; iedere medewerker heeft zijn reactie gegeven voor wat deze waard mag zijn. Uiteraard is dit niet de plaats om over deze verzameling als geheel of over de afzonderlijke essays een oordeel te geven, maar wel kan - gezien de vele gezichtspunten en hier en daar tegenstrijdige meningen - mijns inziens worden vastgesteld, dat deze opstellenbundel, juist door zijn gevarieerdheid, als experiment aan zijn doel beantwoordt. Meer dan een experiment kan dit boek niet zijn en wil het ook niet zijn. Maar het komt mij voor, dat op deze manier een wisselwerking bereikt wordt tussen objectiviteit en subjectiviteit, waarbij beide niets verliezen. Dit als verantwoording in de eerste plaats. Als secundair motief speelde bij het plan voor ‘Commentaar op Achterberg’ ook een rol de gedachte aan een front van jonge schrijvers, merendeels behorend tot de groep rond het tijdschrift PodiumGa naar voetnoot*). Het kan geen kwaad | |
[pagina 8]
| |
eens te manifesteren, dat deze jongeren althans positieve oogmerken hebben. Die opzet verklaart tenslotte, waarom werk van ouderen, dat deze bundel ongetwijfeld waardevoller zou hebben gemaakt, hier ontbreekt. De opdracht aan Nederlands enige meester moge bewijzen, dat dit manco misschien een gevolg is van noodzakelijk zelfbewustzijn, maar stellig niet van zelfoverschatting.
FOKKE SIERKSMA |
|