Betzy of Antwerpen in 1830 (onder ps. Vera Diximus)
(1886)–Constant A. Serrure– Auteursrecht onbekend
[pagina 141]
| |
Historische beoordeeling der omwenteling door eenen Waal in 1886.Ga naar voetnoot(1)De vereeniging van Belgie met Nederland was na den slag van Waterloo, met algemeene geestdrift in de beide landen onthaald. Maar wanneer het eerste oogenblik van volksvreugd, die bij den val van den ‘Korsikaan’ ontstond, voorbij was, had koning Willem eene lastige taak te volbrengen, om volgens den plicht hem door het Weenertractaat opgelegd, Noord- en Zuid-Nederland, die nu ruim twee eeuwen een afgezonderd leven hadden geleefd, tot het eerbiedigen van een en hetzelfde bestuur te gewenden. En hoe waren nochtans zeden en gebruiken niet uiteengeloopen. Verschil van taal en van godsdienst kwamen die moeilijkheid nog vergrooten. Koning Willem had echter bij dit al veel aanhangers en voorstanders gevonden. Hij had handel en nijverheid, die door de oorlogen van het keizerrijk te niet waren gegaan, weten herop te beuren, en kunsten, letteren en wetenschappen aangemoedigd. Welwillend en voor allen toegankelijk, had hij betracht de wenschen van al zijne onderdanen te | |
[pagina 142]
| |
vervullen. Zijn zoon, de prins van Oranje, die zich te Quatrebras en te Waterloo met roem had beladen, telde niets dan vrienden in Belgie. Er was, wel is waar, eene parlementaire tegenkanting in de Staten Generaal, waarvan de leden somtijds woelige redevoeringen uitspraken, zoo vroeg men met aanhoudenheid de jury (die Willem niet in ernst wilde opnemen), en dan nog de ministerieele verantwoordelijkheid en andere hervormingen, die later na de scheuring wel beloofd, maar niet verwezenlijkt werden. Het Concordaat had regelmatige betrekkingen met het Vaticaan ingevoerd, en de nijverheidstentoonstellingen van Gent en Brussel hadden het antwoord gegeven op sommiger kritieken en misnoegdheid, door dien zij den uitgebreiden en algemeenen welstand van het rijk deden uitschijnen. Wanneer de omwenteling van Juli 1830 den troon van Charles X kwam omverrewerpen, dacht koning Willem zich geenerwijze bedreigd, en het was met eene buitengewone verrassing, dat hij de straattooneelen vernam, die te Brussel, ten gevolge van eene vertooning der Muette de Portici losbraken. Maar het orkaan der omwenteling had over het land gewaaid en het staatsbestuur mangelde nu aan vooruitzicht en vastberadenheid vooral bij het eerst uitbreken der wanorders. Men had de openbare denkwijze der zuiderprovinciën, door het toestaan van eenige sedert lang gevraagde hervormingen moeten tevredestellen, en anderzijds hoefde men krachtige maatregels te nemen tegen dien hoop muiters uit geaardheid of van beroep, die van elders kwamen, om te Brussel de Parijsche gebeurtenissen te herhalen en het barrikadenspel te herbeginnen. Onder den invloed staande van verschillende raadgevers, beurtelings dien ondergaande van zijne twee zonen, waarvan de eene prins van Oranje, de Belgen voldoening wilde geven, maar de andere, prins Frederik, | |
[pagina 143]
| |
volkomen van geene toegevingen wilde hooren, riep koning Willem de Staten-Generaal bijeen. Hij had de ongelukkige gedachte aan deze vergadering twee vragen te stellen, waarvan de oplossing, bij eene onbeduidende meerderheid gestemd, het staatsbestuur meerdere en onoverwinbare moeilijkheden op den hals haalde. 1o Moesten er hervormingen ingevoerd worden? De afgevaardigden van gansch Noord-Nederland, uitgezonderd die van Noord-Brabant, zegden: Neen. Gent, Oostende en Sint-Niklaas stemden met het Noorden. De hervormingen werden verworpen, niettegenstaande den uitgedrukten wensch van de overgroote meerderheid der Belgen. 2o Moest er voor de toekomst, in grondbeginsel eene bestuurlijke scheiding (séparation administrative) aangenomen worden? Amsterdam, Rotterdam stemden Ja met de Belgen. Antwerpen voegde zich met de Hollanders, met Gent, Oostende en St Niklaas om neen te zeggen. Met twee stemmen meerderheid was de band tusschen de twee deelen des lands voor de toekomst wettig losgerukt verklaard. Maar met dit al, bleven Holland en België toch onder éénen koning. Hetgeen dat men noemde l'Union personnelle, bleef voortbestaan. Willem hield zijnen troon van het Weenercongres, hij was, zooals men alsdan zegde ‘antérieur à la Constitution’; zijn gezag ging de Grondwet vooraf. Het is om deze reden, dat hij, na reeds in grondbeginsel de bestuurlijke scheiding aangenomen te hebben tusschen de Noorder- en de Zuiderprovinciën, dacht toch het recht behouden te hebben de orde te handhaven, waar ze geschonden werd; hij zond dus legermacht naar Brussel, om aldaar de wanorders te doen eindigen die er sedert eene maand heerschten. | |
[pagina 144]
| |
De Hollandsche troepen werden uit de hoofdstad der Zuiderprovinciën ten gevolge der September gevechten verdreven. Engeland, dat de macht en den rijkdom der Nederlanden eenigszins met afgunst aanzag, Frankrijk dat brandde de tractaten van 1815 te zien verscheuren, hadden de misgrepen en zwakheden van koning Willem tot hun voordeel zoeken te maken, om het schoonste werk van het Weenercongres te vernietigen. Zoo eindigde die tijdelijke, zoo gelukkige heropstanding van onze heerlijke en machtige zeventien provinciën, die tijdens de XVIe eeuw zooveel roem in het vak van kunsten en letteren verwierven, en ook zoo vermaard werden door hare heldhaftige worsteling tegen Spanje en door de aanzienlijke rol, die zij in de algemeene geschiedenis der beschaving speelden. De bekende Hollandsche minister Thorbecke, die de raadsman en de persoonlijke vriend van Willem II was, heeft in zijne staatkundige schriften de gebeurtenissen van 1830 met eene groote onpartijdigheid en eene buitengewone verhevenheid van gedachte beoordeeld. Wanneer men zijne uitleggingen met die van de Gerlache vergelijkt, dan zal men dadelijk inzien, dat, wat de louter historische waarheid der feiten betreft, beide schrijvers weinig uiteenloopen, wat nu ook het geval met Vera Diximus is, alhoewel de oude dame als politieke denkwijze veel meer naar het standpunt van Groen van Prinsterer, dan naar dat van twee gemelde staatsmannen schijnt over te hellen. |
|