Betzy of Antwerpen in 1830 (onder ps. Vera Diximus)
(1886)–Constant A. Serrure– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
Aan den lezer.Wie is er onder het Vlaamschlezend publiek of het heldhaftig strijden van Breydel en De Coninc is hem zooniet uit historische schriften, dan toch uit Conscience's overheerlijken Leeuw van Vlaanderen bekend? En zoo geldt het alle tijdstippen onzer vaderlandsche geschiedenis, uitgezonderd nochtans dit tijdstip, dat het meest onzen leeftijd nabij is. Wij bedoelen de jaren der betreurlijke splitsing van het schoone koninkrijk der Vereenigde Nederlanden. Van de wieg af, vriend lezer, heeft de Brabançonne in uwe ooren getuit en nauwelijks gingt gij naar school, of men sprak u met ophef van de roemrijke omwenteling van 1830, van het gelukkig lot dat zij België voorbereidde, van dit afgrijslijke Hollandsche juk, waarvan eene vertooning der Muette de Portici en de schoone tenorstem van den zanger Jenneval ons kwamen verlossen.
En nochtans heeft grootmoeder u wellicht in de winter avondstonden de regeering van Koning Willem onder een gansch ander daglicht afgeschilderd; mogelijk heeft zij u daarvan als van eene gulden eeuw, die zij tijdens hare jeugd beleefde, gesproken; mogelijk ook heeft grootvader er bijgevoegd, hoe Willem I en de prins van Oranje veel vrienden in Vlaanderen hadden en u verhaalt van de Orangisten, die zoolang aan deze vorsten getrouw bleven. En bij zulke tegenstrijdige waardeering van uwe grootouders en van de officieele wereld, heeft het u moeten verwonderen, dat onlangs minister Thonissen (de geschiedschrijver van Leopold I) aan den in 1830 miskenden, verjaagden Willem onder zekere opzichten hulde bewees en recht liet wedervaren. | |
[pagina 6]
| |
De wezenlijkheid is deze. Wij, Vlamingen, waren de overwonnene tijdens der Belgische omwenteling. Deze werd veelal door het toeval en door vreemde tusschenkomst begunstigd, maar stellig tegen ons, tegen onzen volksaard en onze dierbaarste belangen voltrokken. Door vreedzaam maar aanhoudend strijden en niet zonder veel zelfopoffering, heeft Vlaanderen bijkans het overwicht in België boven de Waalsche provinciën herwonnen. Maar laat ons de gevolgen dezer zege niet overdrijven, laat ons niet ondankbaar zijn tegenover Walen, die ons in minder gelukkige dagen eens de broederhand toereikten. Een beschaafd volk moet evenmin willen onderdrukkend als ondrukt zijn. Op het gebied van taalgebruik moet de vrijheid niet die van den ambtenaar maar die van den burger steeds de hoofdregel zijn. Een volk, tenzij het in slavernij werd gebracht, is nooit van taal veranderdGa naar voetnoot(1); men kan het verloochenen zijner moederspraak van geen vrij man vergen. En wat is nu de oprechte, de eenig duurzame band die Vlaanderen met het Walenland vereenigt? Gemeenzame vrijheidsgeest, gemeenzame vrijheidsmin. Dit dagteekent niet van 1830, maar blijkt uit menige bladzijde onzer middeneeuwsche geschiedenis, ja zelfs reeds van uit het tijdstip der romeinsche overweldiging onder Cesar.
Vera Diximus. |
|