Emile Seipgens (Roermond 1837 - Leiden 1896)
Emile Anton Hubert Seipgens werd op 16 augustus 1837 te Roermond geboren als zoon van Hendrik Seipgens, die in de Jezuietenstraat een bierbrouwerij exploiteerde, en van de uit Heumen afkomstige brouwersdochter Theresia van den Broek.
Door zijn ouders voor de geestelijke staat bestemd studeerde hij aan het Bisschoppelijk College te Roermond en vervolgens te Rolduc. Na een jaar verlaat hij Rolduc en wil vervolgens een academische opleiding in letteren en wijsbegeerte gaan volgen.
Zijn vader is echter hevig gekant tegen Emiles plannen en beslist dat hij tot notaris zal worden opgeleid. Op het kantoor van notaris Guillon geplaatst om praktische ervaring op te doen, blijkt al snel dat Emile ook niets voor een notariaat voelt. Zijn vader neemt hem dan maar bij zich in het bedrijf.
Emile, op 17-jarige leeftijd begonnen met dichten, is inmiddels lid geworden van het letterkundig genootschap ‘De Lelie’, die in 1858 een bundel publiceert waarin ook werk van Seipgens is opgenomen. Ook is hij inmiddels lid geworden van de Société Dramatique et Literaire de Ruremonde, opgericht in 1835.
Het is voor deze Société dat hij zijn eerste stukken schrijft: Schinderhannes (1864); Eine Franse Kreegsgevangene (1871) en De letste schlaag of Vrije Verkiezingen in Limburg (1872), benevens een aantal kluchtige éénakters.
In 1874 gaat hij op zeven en dertigjarige leeftijd (hij is dan inmiddels vader van vier kinderen) aan de universiteit van Göttingen Duitse taal en letteren studeren. Na een jaar reeds is hij zo ver dat hij met goed gevolg het Nederlands examen Duits M.O. kan afleggen. Hij wordt vervolgens leraar te Zutphen en Leiden (1883), waar hij tot zijn dood in functie zal blijven (1896).
Behalve de genoemde werken voor de Société publiceerde Seipgens schetsen en novellen in verschillende Nederlandse bladen en tijdschriften (De Gids, de Almanak van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, de Kunstkroniek, de Amsterdammer e.a.) en schrijft voor het grote toneel: De Watermolen aan de Vlierbeek (1875); Philips van Artevelde (1875); Rooie Hannes (1888).