Voorbericht
In dit deel van de Geïllustreerde Beschrijving van de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, dat het oostelijk gedeelte van het Rijk van Nijmegen en de aansluitende Duffeltpolder omvat, worden vijftien dorpen en bewoningskernen behandeld gelegen in de gemeenten Groesbeek, Millingen en Ubbergen. Het thans gereed gekomen deel vormt qua inhoud en behandeling van de stof een vervolg op het in 1982 verschenen ‘westelijk gedeelte’ van het Rijk van Nijmegen, waarmee het gebied, afgezien van zijn historische verbondenheid, ook qua ontwikkeling en monumentale gedaante grote overeenkomst vertoont, ondanks enige zeer pregnante karakterverschillen.
De samenstelling van dit deel lag wederom in handen van drs. A.G. Schulte, als wetenschappelijk hoofdmedewerker verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De auteur heeft zich zo veel mogelijk gericht naar de in 1969 door de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving vastgestelde leidraad, welke in 1983 is herzien onder meer tegen de achtergrond van de ontwikkelingen die zich de laatste jaren met betrekking tot de begrippen monument en monumentenzorg hebben voorgedaan. Ofschoon deze herziening van de ‘Leidraad voor de Geïllustreerde Beschrijving der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ vrijwel gelijktijdig met de afronding van deze aflevering door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur op 8 februari 1983 werd vastgesteld, vindt men de nieuwe aandachtsvelden en de tijdsbegrenzing in deze publikatie reeds grotendeels verwerkt. Voor de meer specialistische deelgebieden werd medewerking verleend door drs. A. Steegh uit Haarlem en de hoogeerwaarde heer G.P.P. Vrins te Geldrop. De heer Steegh droeg zorg voor de historisch-geografische aspecten, vervat in een aantal aan de beschrijving van de monumenten voorafgaande ‘schetsen’. Deze werden geput uit zijn omvangrijker studie over het gebied tussen Maas en Waal. Deken G.P.P. Vrins droeg een schat aan materiaal inzake de roerende kerkelijke monumenten aan. Opnieuw is in deze beschrijving aan deze mobilia veel aandacht geschonken, omdat zij een waardevolle aanvulling vormen tegenover de vele lacunes die op bouwkunsthistorisch terrein zijn ontstaan als gevolg van de explosieve 19de- en 20ste-eeuwse sloop- en bouwactiviteiten in het studiegebied.
In de Geïllustreerde Beschrijving is het visuele aspect van cruciale betekenis. De getekende kartografische bijdrage in de vorm van overzichtskaarten, kadastrale minuutplannen en detailkaarten alsmede de plattegronden van begraafplaatsen werd verzorgd door de heer T. Brouwer. De grote minuutkaarten werden door hem minutieus gekopieerd en samengesteld. Daarbij is afgezien van het aanbrengen van de op de originele kaarten voorkomende kadastrale cijferaanduidingen, hetgeen de leesbaarheid voor het onderhavige gebruik bevordert. De dorpsplattegronden zijn verkleind tot schaal 1:7500; de kleine situatietekeningen zijn afgebeeld op schaal 1:2500. De opmetingstekeningen zijn grotendeels van de hand van de heer A.A.M. Warffemius, evenals de heer Brouwer bouwkundig ambtenaar A bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die het werk van zijn voorganger H.W. van der Voet afrondde en veel nieuw materiaal aandroeg. Zijn nauwkeurige observatie en minutieuze uitwerking van de opmetingsschetsen staan borg voor een