Voorwoord
De Monumentenzorg in Nederland is volop in beweging. De belangstelling groeit in steeds bredere lagen van de bevolking. Dat is verheugend, juist in een tijd waarin Monumentenzorg meer dan ooit onder de snel toenemende druk en overbelasting van nieuwe ontwikkelingen zich naar vorm en inhoud moet staande houden.
Behoud is voor een belangrijk deel afhankelijk van de daartoe strekkende financiële middelen, maar dat is niet de enige en meest beslissende factor in het krachtenspel.
Behoud is in de eerste plaats te danken aan de wil daartoe. Deze wordt gevoed door kennis van en waardering voor de overblijfselen van materiële cultuur, die deel uitmaken van de ons dagelijks omringende leefomgeving.
Monumentenzorg heeft bij uitstek de taak om de nog letterlijk ‘zichtbaar en tastbaar gebleven geschiedenis’ in geestelijke en materiële zin te conserveren in woord en daad.
Al van meet af aan is het ‘kennis’-aspect als een wezenlijk bestanddeel van een zich ontwikkelende Monumentenzorg door de rijksoverheid onderkend.
Zij beschouwt het doen vervaardigen van officiële monumentenbeschrijvingen tot haar plicht. Hieraan ontleent de gestaag groeiende reeks ‘De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ haar bestaan. De Geïllustreerde Beschrijving is en blijft een niet te onderschatten bron van kennis voor het onroerend en roerend openbaar kunstbezit die de meest markante plaats inneemt in de Nederlandse monumentenliteratuur.
Een zich snel veranderende wereld heeft ook zijn weerslag op het beschrijvings-métier. Steeds meer monumenten dienen zich aan, om zo niet beschermd, dan toch gezien, onderkend en op zijn minst gedocumenteerd te worden. Voor grote delen van ons historisch erfgoed zal de documentatie uiteindelijk de hoogste vorm van belangstellende aandacht zijn. De tijd verslindt het verleden en dringt aan op het maken van keuzes.
De Geïllustreerde Beschrijving vormt als het ware de menu-kaart waaruit in één overzicht kwaliteit en kwantiteit inzichtelijk worden gemaakt.
Met de jaren '90 is een periode aangebroken, waarin de aanpak van de monumentenbeschrijving, zowel van buiten de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, alsook van binnenuit, vanaf de werkvloer, een fundamentele discussie over vorm en inhoud, over omvang en haalbaarheid en de daarmee verbonden accentverschuivingen is onderworpen.
De beschrijving van de Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst heeft in de provincie Limburg al een lange geschiedenis achter zich. De vele veranderingen als gevolg van steeds verschuivende grenzen heeft het er niet gemakkelijker op gemaakt om tot een zinvollke en evenwichtige gebiedsafronding te komen. Bij het samenstellen van deze aflevering van de monumentenbeschrijving werden de door verleden en heden getrokken grenzen en de daaruit voortkomende beperkingen door de auteur aan den lijve ondervonden.
De auteur, drs. A.G. Schulte, als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, heeft zich vanuit de gegeven omstandigheden een middenweg gebaand.