Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |||||||||||||||||
Afb. 238. Verpondingskaart van de gemeente Wamel uit 1809. r.a.g., Arnhem.
| |||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||
Wamel
| |||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||
Afb. 240. De kern van het dorp Wamel volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Dorpsstraat zelf een waterkerende functie. Deze straat is vanaf de 16de eeuw tot de aanleg van de groene dijk 1843 voortdurend opgehoogd, zodat talrijke relicten van de oudere dorpsstructuur onder het dijklichaam verdwenen. In het moderne Wamel is het oude stratenpatroon nog vrijwel volledig aanwezig: Dorpsstraat, Koningstraat, Lakenstraat, Kerkstraat en Hogeweg volgen evenals de oude veestegen Hommelstraat, Parkstraat en Liestersteeg het oude wegenpatroon. De voormalige terreinen van het Clarissenklooster, van Sterkenburg en het gebied westelijk van Lakenburg dragen nieuwbouwwijken. | |||||||||||||||||
Hervormde kerkDe Hervormde kerk bestaat uit het koor en het transept van het middeleeuwse kerkgebouw, waartegen aan de westzijde in 1957 een aanbouw is toegevoegd. Het gebouw staat op het kerkhof aan de zuidzijde van de Dorpsstraat. De kerk is eigendom van de Hervormde Gemeente Wamel (afb. 241-253).
Bronnen
| |||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
Geschiedenis De vroegst bekende schriftelijke vermelding van de kerk in Wamel komt voor in een oorkonde gedateerd 1129-1134, waarin melding wordt gemaakt van het feit, dat Gotfried, proost van Xanten, een talent schenkt aan de aartsdiakonale kerk ‘de ecclesia de Wamelen’. In 1190 was de kerk in bezit van de proost en aartsdiaken van Xanten, Conrad. In 1225 en 1229 bevestigden achtereenvolgens twee kardinaal-legaten, Conradus bisschop van Porto en Otto, aan de deken en het kapittel van Xanten de schenking van acht parochiekerken tussen Maas en Waal, waaronder de kerk van Wamel. Deze incorporatie bij het Xantens kapittel werd in 1308 door de aartsbisschop van Keulen, Heinrich ii, opnieuw bevestigd. In een oorkonde van 1247 wordt een zekere Segestappus als ‘sacerdos’ van de kerk vermeld. De kerk was toegewijd aan de H. Victor. De kerk zou in de eerste helft van de 15de eeuw zijn vergroot en vernieuwd. In 1422 hebben de kerkmeesters en buurmeesters van het kerspel aan Herman en Rutger van Delft een erf verkocht, genaamd de Hofstede, waarvan de ontvangen kooppenningen zijn besteed ‘totter tymmeringen onser kerspelkercken tot Wamel’ (Archief Hoekelom). Tijdens een in 1515 gehouden kerkvisitatie telde men in de kerk een vijftal altaren die respectievelijk waren toegewijd aan de H. Maagd Maria en St. Christoffel, St. Andreas, de H. Drie Koningen, St. Antonius Abt en de H.H. Catharina en Barbara. Er is ook sprake van een vicarie van St. Severijn, verbonden aan het Drie Koningen-altaar. De kerk bezat rijke goederen, die werden beheerd door het Xantens kapittel. Dit bezit kwam als gevolg van de suppressie in het begin van de 19de eeuw aan de Staats Domeinen en is later verder verkocht. De vroegste, overigens summiere afbeelding van de kerk komt voor op de plattegrond die Jacob van Deventer omstreeks 1560 tekende van de stad Tiel en het aan de overzijde van de Waal gelegen Wamel. Men ziet daarop de Wamelse kruiskerk met een flinke westtoren, waarvan het dak in 1558 door een hevige storm werd afgerukt. In 1572 verschansten de Geuzen die het dorp vanaf de rivier binnenvielen, zich in de toren en benutten deze als uitkijkpost. De Spaansgezinde bevelhebber van de troepen in Tiel stak met zijn manschappen de Waal over en liet een gedeelte van de kerk en de toren afbreken. Schip en toren zijn later niet meer herbouwd. Bij het ingaan van het Twaalfjarig Bestand nam de eerste predikant, Ds. Frans van Merwen, bezit van de kerk. In 1672-1673 kwam de kerk met steun van de Fransen weer in bezit van de katholieken. In 1674 moest de kerk op last van de schout, Dirc van Echteld, weer aan de hervormden worden overgedragen. In 1682 werd Ds. Johannes Klaeus door de Classis van Nijmegen gemachtigd om een collecte te houden voor het herstel van het door brand verwoeste kerkgebouw. Op 21 maart 1754 tekenen de geërfden van Wamel een contract betreffende het herstel en het onderhoud van de toren, waarmee de vieringtoren zal zijn bedoeld. Men ziet het betreffende torentje op de tekeningen van C. Pronk (afb. 241 en 268), die | |||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||
Afb. 241. De middeleeuwse kerk en de Dorpsstraat, door C. Pronk getekend in 1745 naar notitie uit 1732.
Afb. 242. De dwarspand- en koorpartij van de Hervormde kerk volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 243. De Hervormde kerk volgens recent kadastraal plan.
de situatie in 1732 ter plaatse heeft genoteerd. Van de kerk was toen nog alleen het koor en het transept over. De overeenkomst, nog aanwezig in het kerkarchief, meldt: ‘Dat het dorp of de Geerfdens van Wamel tegens bequame tijdt in desen Jare 1754 sullen nu setten en doen maken een toorntje op de Wamelse Kerk na den eijs van dieselve Kerk met Klokwijser en Uurwerk mede na den Eijs. Dat gemĚ„ Geerfdens al dat voorstaande werk ten allen tijden zullen onderhouden’. Als vergoeding krijgen de geërfden over een periode van 21 jaar (en wel over de verstreken periode 1727-1748) kwijtschelding van huishuur, die zij aan de kerkelijke gemeente wegens de school en inwoning van de schoolmeester debet waren. Over dit contract rees in 1858-1859 een geschil met het gemeentebestuur, waarbij een nieuwe overeenkomst werd aangegaan. In 1876 leverde J.L. Grüber uit Utrecht een nieuw uurwerk. In 1889 vond er een ingrijpende verbouwing plaats en werd het gebouw uitwendig geheel beraapt met Portland-cement. Een en ander werd uitgevoerd in de periode maart-april naar een in 1888 opgemaakt plan van architect G. Formijne uit Tiel. Bestek en tekeningen zijn bewaard in het kerkarchief | |||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||
Afb. 244-249. Zes opnames met de toestand van de kerk voor en na de restauratie van 1953-1957.
Afb. 244. Het dwarspand gezien vanuit het zuidwesten (opn. 1952).
Afb. 245. Het dwarspand met aangebouwde toegang en consistorieruimte na de restauratie (opn. 1977).
Afb. 246. Dwarspand en koor voor de restauratie vanuit het zuidoosten (opn. 1952).
Afb. 247. Koor en dwarspand met gereconstrueerde zijkapellen en daktorentje (opn. 1977).
Afb. 248. Koor en noordertranseptarm gezien vanuit het noordoosten vanaf de Dorpsstraat (opn. 1952).
Afb. 249. De kerk gezien vanuit de Dorpsstraat na de restauratie (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||
Afb. 250. Dwarsdoorsnede over het transept gezien naar het koor en plattegrond van de Hervormde kerk.
(inv. nr. 230). Het werk werd uigevoerd door A. van Hellemond die bij de aanbesteding op 28 november 1888 inschreef voor f 1399, -. Inwendig werden de beide transeptarmen van de viering afgescheiden. De noordelijke dwarsarm ging dienst doen als entree met de toegang in de oostmuur (afb. 248) en bevatte voorts de trap naar het orgel; de zuidelijke transeptarm, het z.g. luihuis, werd ingericht als consistoriekamer en kreeg een stucplafond. Overigens bevatte de kerkruimte een balkenzoldering als dekking, aangezien de oorspronkelijke gewelven vermoedelijk al sedert de brand van 1680 waren verdwenen. Bij de jongste restauratie zijn de gewelven weer aangebracht. Deze restauratie, mede noodzakelijk door de in 1944-1945 geleden oorlogsschade, werd uitgevoerd tussen 1953 en 1957 onder leiding van de architecten N.J. Kruizinga (tot 1954) en H. Korswagen. Het in 1889 gemaakte bankenplan (afb. 253) is toen verwijderd en de transeptarmen zijn weer met de viering verbonden. De kansel werd verplaatst van de koorsluiting naar de westwand van de viering. Tevens bouwde men een nieuwe consistoriekamer tegen de viering en werden de zijkoortjes op basis van de teruggevonden grondslag gereconstrueerd.
Ga naar margenoot+ Van het vroeg 15de-eeuwse kerkgebouw, dat als een driebeukige kruiskerk met westtoren is opgezet, resteren alleen nog de koorpartij bestaande uit een rechthoekige koortravee en een 5/8 sluiting, de rechthoekige viering (inwendig gemeten 5 bij 7 meter), alsmede twee in grondslag vierkante transeptarmen (inwendige maat 5 m2) (afb. 250). Tegen de oostmuur van de transeptarmen zijn twee 5/8-gesloten zijkoren opgenomen, op de hoeken versterkt door steunberen. Tegen de zuidmuur van het koor staat een vierkante traptoren, die toegankelijk is vanuit het zuidelijke zijkoor. Op de plaats van het schip staat een in 1957 gebouwde consistoriekamer met verdieping, traptoren en ingang/vestibule. De totale lengte van de eigenlijke kerkruimte bedraagt 14 m, de breedte met de transeptarmen 17,5 m, alles inwendig gemeten.
Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken in rode baksteen, formaat 27/28 × 14/15 × 6/7 cm, 10 lagen 72 cm. De vensterbanken en cordonlijsten zijn van tufsteen, deels Ettringer tuf. De zandstenen raammontants, waarvan resten bij de restauratie zijn aangetroffen, zijn | |||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||
Afb. 251. Het interieur van de kerk voor de restauratie met balkenzoldering en vast bankenplan (opn. 1952).
Afb. 252. Het interieur van het middenkoor na de restauratie met gereconstrueerde overwelving en traceringen (opn. 1977).
vernieuwd in tufsteen. Boven de toegang in de sluitmuur van het noordertransept is een dorpel van rode zandsteen. Ga naar margenoot+ De bouwvolumes van koor en transept tonen, dat de Wamelse kerk in haar oospronkelijke en nog ongeschonden gedaante een van de grootste middeleeuwse kerken in het Land van Maas en Waal is geweest. Plattegrond en opbouw doen veronderstellen, dat de kerk naar een tussentijds ongewijzigd plan is gebouwd. Dit is goed dateerbaar omstreeks 1422, in welk jaar sprake is van ‘tymmeringen’ aan de kerk. Zowel het koor als het transept zijn versterkt met driemaal versneden steunberen. Zij zijn bij de dwarspanden overhoeks geplaatst. In de noordgevel van het transept bevindt zich een poortje met
Afb. 253. Plattegrondtekening van de kerk met afgescheiden dwarspandarmen en 19de-eeuws bankenplan, naar opmeting van H. Korswagen.
geprofileerde dagkanten en een latei van rode zandsteen. De vensters hebben bij de restauratie vorktraceringen gekregen die zijn gebaseerd op vondsten; zij vervangen de 19de-eeuwse gietijzeren vensters (afb. 244-249). Tegen de zuidzijde van het koor en tegen de gevels van de traptoren zijn sporen van muraalbogen zichtbaar en een gewelfaanzet op een kraagsteen tegen de zuidoostelijke steunbeer van de koorsluiting. Deze sporen wijzen op een verdwenen nevenruimte, waarschijnlijk de voormalige sacristie. In de westmuur van de transeptarmen zijn boven dichtgezette bogen die de doorgang vormden naar de voormalige zijbeuken, de moeten zichtbaar van lessenaarsdaken. Op de tekening van C. Pronk zijn die dakmoeten ook duidelijk aangegeven (afb. 241), waaruit men de conclusie kan trekken dat het aansluitende kerkschip pseudo-basilicaal is geweest. Na de afbraak van het schip zijn de boogopeningen in het transept gedicht en is de kap op het transept aangepast aan de nieuwe situatie. Het dakvlak is bij de restauratie van 1953-1957 doorgetrokken boven de zijruimtes naast de nieuw gebouwde consistoriekamer, die een schilddak bezit dat hiertegen aansluit. Het zeskante torentje op de kruising heeft een open klokkeverdieping met een balustrade tussen stijlen en is gedekt met een ingesnoerde spits met leien en torenkruis. De bekroning wijkt af van de 18de-eeuwse vorm met klokvormig koepeltje (afb. 241). Bij de restauratie zijn de bouwsporen belerend in het zicht gelaten. Opmerkelijk daarbij is het doortrekken van | |||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||
de cordonlijst tot om de dichtgezette boogdoorgangen naar de verdwenen zijbeuken en het ontbreken van sporen van de aansluiting van de zijbeuksmuren tegen het transept. Een en ander had ook al voor de ontpleistering deze vorm (afb. 244).
Ga naar margenoot+ Het interieur van de kerk is bij de restauratie van 1953-1957 teruggebracht tot zijn ‘middeleeuwse’ gedaante, waarbij zoveel mogelijk vondsten in het zicht zijn gelaten. Ook het gewelf is nieuw aangebracht. De vensters zijn op hun oorspronkelijke maat gebracht. Vergelijk de situatie voor en na de restauratie op afb. 251 en 252. De gewelfribben rusten op nieuw-aangebrachte veelhoekige schalken met moderne bladkapiteeltjes. In de bodem is de grondslag van deze schalken teruggevonden. Tegen de noord- en zuidmuur van het koor komen de ribben van de koortravee en de koorsluiting samen op een gebeeldhouwde kraagsteen. Het vloerniveau is bij de restauratie ongeveer 30 cm verlaagd ten opzichte van het peil van 1953, zij het dat de koorvloer ook thans een trede hoger ligt dan in het transept. In de sluitingswanden van het koor bevinden zich een vlak gedekte en een korfbogige spaarnis, alsmede een spitsbogig piscinanisje met toten; in de zuidmuur een 80 cm brede nis met geprofileerde spitsboog, die waarschijnlijk de doorgang heeft gevormd naar de voormalige sacristie. In de op teruggevonden grondslagen gereconstrueerde zijkoren zijn in de muren van het hoogkoor eveneens credensnisjes uitgespaard. De sluitmuur van het zuiderdwarspand bevat in de ondermuur drie bij de restauratie te voorschijn gekomen spaarnissen. In het noordertransept is boven de dichtgezette spitsboog in de westwand een tweede spitsboog zichtbaar, waarvan de geboorte ligt op gelijke hoogte als die van de vieringbogen. Mogelijk was aan de noordzijde in eerste aanleg een hoge zijbeuk onder afzonderlijke kap gedacht, in plaats van de pseudobasilikale oplossing die blijkens de dakmoeten uiteindelijk is uitgevoerd. Bij de restauratie zijn de bovenmuren versterkt met een betonnen ringbalk. De kap draagt onder meer een ingesneden inscriptie, die luidt: ‘k t l / tiel / 1862’.
Ga naar margenoot+ Wanneer het schip en de toren volledig zijn geamoveerd is niet bekend. Of de in 1572 gepleegde gedeeltelijke afbraak dan wel de brand van 1682 het einde van het kerkschip en de toren heeft betekend, is moeilijk uit te maken. Het geamoveerde driebeukige schip verving op zijn beurt een veel ouder eenbeukig schip, dat in zijn oudste gedaante zeker teruggaat tot het begin van de 12de eeuw. Tijdens de restauratie zijn bij het ontgraven van de westelijke sluitmuur van het dwarspand bij de vieringpijlers kistwerk-funderingen aangetroffen. De funderingen van Römer tuf liepen ter breedte van de kern van de pijlers twee meter in westelijke richting; tot zover werden zij althans in 1954 ontgraven. De vondst wijst op het bestaan van een eenbeukig romaans kerkgebouw als voorganger van de gotische kruiskerk. Nader onderzoek binnen de kerkruimte heeft niet plaats gehad. Wel heeft men binnen bij het verlagen van het vloerniveau brandsporen aangetroffen die verband kunnen houden met de brand van 1682. Van de zijkapellen heeft men in 1954 de funderingen blootgelegd. De bovenkant lag 38 cm onder het maaiveld. Binnen de fundering lag een vloer van twee lagen baksteen. Bij het ontpleisteren en loskappen van de neogotische ingangsomlijsting tegen de oostmuur van het noordertransept werd op de buitenmuur een spitsboog gevonden, omgeven door volkomen gaaf, wit pleisterwerk met rode verfsporen. Ook de inkaplijnen van het vroegere dak en de inkassingen van verdwenen gewelven kwamen te voorschijn. Op grond van de gegevens heeft men de beide zijkoren herbouwd. Bij het leggen van een nieuwe riolering heeft men in 1970 op circa 41 m ten westen van de sluitmuur in de viering onder de kerkhofmuur op de hoek van de Dorpsstraat en de Stationstraat de westgevel van de romaanse kerk of van een deel van de toren opgegraven. Men trof hier een loodrecht op de kerk-as staand stuk muurwerk aan van tufsteen, gefundeerd op een 85 cm brede laag veldkeien in een bed van rivierzand. Het tufsteenmateriaal bestond uit blokken van het formaat 20/30 × 15/20 × 7/10 cm. In dezelfde periode is ook onderzoek gedaan naar de kerkhofmuur (zie blz. 208). Bij het gereed komen van de restauratie is in 1957 de inrichting van het kerkgebouw ingrijpend gewijzigd door het weer bij de kerkruimte betrekken van de transeptarmen en het verplaatsen van de kansel vanuit de koorsluiting naar de westelijke sluitingswand van de viering. Ook het bankenplan werd gewijzigd. Vergelijk afbeelding 251 en 252. | |||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||
Afb. 254. Hervormde kerk. De preekstoel uit 1687 en de doopvont uit 1857 (opn. 1977).
Afb. 255. Hervormde kerk. Lezenaar aan de preekstoel, koper, 1722 (opn. 1977).
Afb. 256. Hervormde kerk. Voorzangerslezenaar, koper, 19de eeuw (opn. 1977).
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren de navolgende stukken.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 254). Eikehout; gedateerd op bovenregel van de kuip 1687; trap vernieuwd in 1889. Zeszijdige kuip op een geprofileerde zeskantige poot, in segmenten verdeelde half-bolvormige onderbouw en getoogde panelen met snijwerk in de boogzwikken; gesneden bovenregel met gesneden bladvoluten en het jaartal 1687 aan de voorzijde; ruggeschot samengesteld uit twee getoogde panelen, waarvan er een oorspronkelijk deurpaneel moet zijn geweest; zeshoekig klankbord met geprofileerde kroonlijst; scheluwe trap met gedraaide spijlen en gesneden trappaal.
Ga naar margenoot+ Lezenaar (afb. 255). Afmeting 52 × 33 cm; geel koper; 1722. Gegoten koperen houder met versiering van bladornament rustend op een voluutvormige draaibare arm, scharnierend op een smeedijzeren armatuur. De lezenaar is volgens een kerkrekening vervaardigd in 1722 voor 31 gl en 10 st.
Ga naar margenoot+ Zandloperhouder (afb. 254). Hoogte met arm 39 cm, geel koper; xviii a. Draaibare arm in golfvorm gebogen waaraan gestileerde bladen ontspruiten; ringvormige houder met zes kleine balusters. De zandloperhouder is aan de kanselkuip gemonteerd.
Ga naar margenoot+ Voorzangerslezenaar (afb. 256). Afmeting blad 42 × 28 cm; hoogte kolommetjes 14,5 cm; geel koper; xix. Rechthoekige bladomranding met een ovaal zonnebloemmotief op elkaar kruisende diagonalen; het blad rust op korte ronde zuiltjes.
Ga naar margenoot+ Doopboog (zie afb. 251). Bij de restauratie is de doopboog verhuisd naar de zolder van de pastorie.
Ga naar margenoot+ Doopvont (afb. 254). Hoogte 103 cm; marmeren voetstuk en kleine, gebronsd-metalen kuip met tentvormig deksel; gesigneerd firma Max Barth, Münster i.W.; 1857. | |||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||
Vierkant, zuilvormig voetstuk van geel geaderd marmer met geprofileerd basement, zich naar boven toe verjongende schacht en een geprofileerd dekstuk; vierkante doosvormige vont met tentvormig deksel, bekroond door xp-monogram; op het deksel vier Christussymbolen, uitgevoerd in drijfwerk: lam, pelikaan, vis en hert; op het kuipgedeelte gekroonde cartouches, waarvan een het opschrift draagt: ‘j.c.f. / v.d. meer v. kuffeler / ged. te wamel / 6 dec. 1857’; aan de overliggende zijde zijn de alliantiewapens van Van der Meer van Kuffeler en Van Delen afgebeeld; de beide andere cartouches zijn leeg. De vont is een geschenk van de genoemde familie bij gelegenheid van de doop van hun zoon.
Ga naar margenoot+ Het orgel, waarvan de kas bij de restauratie van de kerk is vernieuwd en op een tribune tegen de sluitgevel van het noordelijk dwarspand is geplaatst, is een uit xixc daterend instrument. Op de orgelkas staan gipsen beelden voorstellende koning David met de harp en twee bazuinende engelen. J.F. van Os noemt het orgel onder de werken van de orgelmakersfamilie Knipscheer en dateert het instrument omstreeks 1870. - Van Os 1978, blz. 53.
Ga naar margenoot+ Voor de restauratie bevonden zich in het koor aan weerszijden van de preekstoel glas-in-loodramen met voorstellingen van Christus als Goede Herder en van de verrezen Christus, zoals ook uit de teksten blijkt, die de afbeeldingen verklaarden. Op het noordoostelijk venster: ‘ik ben / de goede / herder / ik geef / mijn leven voor / mijn schapen’. Op het zuidoostelijk koorvenster: ‘komt allen tot mij die vermoeid en belast zijt en ik zal u vreugde geven’. Beide vensters waren door de familie Van Delen geplaatst als herinneringsvensters. Volgens een aantekening van rijksarchitect A. Oger waren zij uitgevoerd naar ontwerp van de kunstenaar Schaffhausen in 1918. In de pastorie bevinden zich tekeningen van de glazen.
Ga naar margenoot+ Avondmaalsbeker (afb. 257-258). Hoogte 16,8 cm; zilver; merken: meesterteken pvn of pva waaronder zespuntige ster, stadswapen van Rotterdam, gekroonde klimmende leeuw; jaarletter h (= 1790). De beker heeft een naar boven toe uitlopende konische vorm en een geprofileerde voetrand; onder de bodem is uitwendig een concentrisch gegraveerde, twee-regelige inscriptie aangebracht: ‘In 't Jaar, 1790. is deze Beeker, en Schootel Gemaakt / Regeerden, als Kerkmeester, A. Nap’. n.b. de op de beker vermelde schotel is bij een inbraak in het begin van de 19de eeuw ontvreemd.
Ga naar margenoot+ Schaal. Afmeting 35 × 27 cm; zilver; merken: meesterteken ww, stadswapen van Amsterdam, jaarletter m (1821) en op de bovenzijde van de bloemenrand de letter w en op de rand de gekroonde letter o. Het blad heeft een ovale vorm met een golvende spiegel en buitenlijst, waarop een ajour gewerkte rand met blad- en bloemmotieven is aangebracht.
Afb. 257. Hervormde kerk. Avondmaalsbeker, zilver, 1790 (opn. 1977).
Afb. 258. Hervormde kerk. Avondmaalsbeker, inscriptie en merken op de bodem (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||
n.b. Mogelijk is dit de schaal die in 1828 door mejuffrouw Brands is geschonken, na ontvreemding van een ouder exemplaar.
Ga naar margenoot+ Twee schotels. Ronde schotels, diameter 20,7 cm; zilver; merken: meesterteken cb met vijfpuntige ster (= C.J. Begeer, Utrecht 1868-1920), jaarletter f (= 1890), lopend leeuwtje, minervakopje; 1890. Aan de buitenrand van de schotels zijn parellijsten aangebracht. Op de bodem van de schotel is de tekst gegraveerd: ‘Ter Gedachtenis / aan / Uwen overleden Leeraar / Ds H.C. Ribbius / 6 juni 1875 - 16 Januari 1890’. Vergelijk schenkkan te Dreumel (zie blz. 233).
Ga naar margenoot+ Avondmaalskan. Hoogte 26 cm; zilver; merken: jaarletter p (= 1874), lopend leeuwtje + 2; 1874. Kan op ronde voetring, uitgebogen sneb, voluutvormig oor en scharnierend deksel met knop. Op de voorzijde van de kan staat de inscriptie: ‘van ds a. verkouw / 31 maart 1873 - 8 november 1874’.
Ga naar margenoot+ In de noordelijke koorkapel staat een zandstenen voetstuk, afkomstig van het erf van een boerderij te Puiflijk.
Ga naar margenoot+ In de vieringtoren hing tot 1942 een klok van omstreeks 1750, mogelijk gegoten of opgehangen na het in 1754 uitgevoerde herstel van dit torentje (zie blz. 193). De klok was vervaardigd door een onbekende gieter, bezat geen opschrift en evenmin een versiering.
Ga naar margenoot+ In de sluitmuur van de zuidelijke transeptarm is links van het venster een zonnewijzer aangebracht. Deze zuidwijzer bestaat uit een hardstenen plaat met de cijfers van 6 tot 6 (6.00-18.00 uur), in kwartieren. De stijl is een staaf met ondersteun. - Literatuur. J.G. van Cittert-Eymers en M.J. Hagen, Zonnewijzers in Nederland, Zutphen 1984, blz. 98-99. | |||||||||||||||||
De Rooms-Katholieke kerkDe r.k. kerk, toegewijd aan St. Victor en Gezellen, is een in 1953-54, naar ontwerp van architect J. van Halteren uit Den Bosch gebouwde kruisbasiliek, die de plaats inneemt van een tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1944 verwoeste neogotische kerk van architect C. van Dijk.
Bronnen Literatuur. Van der Aa xii (1849), blz. 85; Schutjes v (1876), blz. 888; Anspach 1898, blz. 185; Kalf 1906, blz. 401; Kerstens 1972, blz. 6, 9, 15; Ten Boom 1973, blz. 49; Van Helvoort 1975 (Ms. C. van Dijk), blz. 21-23. - Archivalia. Registrum Memoriale Parochiae de Wamel, in parochie-archief.
Geschiedenis Tijdens de eerste decennia na de invoering van de Reformatie is de zielzorg onder de Roomse dorpsbewoners van Wamel voornamelijk uitgeoefend door paters Jezuïeten die vanuit Tiel opereerden. Na het Franse intermezzo van 1673-1674 zijn hier vooral uit de abdij van Postel missionarissen actief geweest. In 1796 reikten de parochiegrenzen tot aan de ‘schijdpaal’ bij Leeuwen en bij Dreumel. Op een gedeelte van de voormalige kloostergoederen van het nonnenconvent Clarecamp, dat door de familie Van Delen in de eerste helft van de 18de eeuw aan de rooms-katholieke pastoor in erfpacht was gegeven, werd een ‘kerckenhuis’ gebouwd (zie ook blz. 206). Deze schuurkerk moet hebben gestaan ter plaatse van het pand Kerkstraat nr. 25-27. Bij deze kerkschuur heeft pastoor Lambertus Schiks een pastoriehuis laten bouwen, dat tot 1854 in gebruik bleef. In 1827 werd een boerenhuis met moestuin gekocht aan de Kerkstraat bij de Waalbandijk. Op dit perceel werd na het verrichten van enig heiwerk een Waterstaatskerk gebouwd door meester-timmerman Gradus de Haas. Koning Willem i kende hiervoor een in twee termijnen uit te betalen subsidie toe, die in totaal f 10 000, - bedroeg. De eerste dienst, tevens uitvaartmis voor de op 95-jarige leeftijd overleden pastoor Schiks, werd gehouden op 11 december 1828. Op het pastoorsgraf | |||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||
voor de communiebank in de kerk werd in 1834 een 16de-eeuwse grafzerk gelegd, die in de moestuin van de weduwe Dirk Otto Sas was opgedolven door pastoor Arnoldus Janssen en kerkmeester Henricus van de Syp. Het grotendeels onleesbare opschrift had betrekking op Suster Schadde, een eerwaarde moeder van het voormalige Clarissenklooster. Haar stoffelijke resten werden onder het hoogaltaar begraven. De Waterstaatskerk bezat drie altaren. De zijaltaren waren geschonken door de uit Wamel afkomstige Gradus de Haas, die meester-timmerman was in Rotterdam, en door diens zuster Maria, gehuwd met Willem van der Sijp. In de kerk hingen kruiswegstaties, geschilderd door C. Grips. In het najaar van 1877 verzocht pastoor A.J. Verhoeven aan Cornelis van Dijk, architect uit Mill, tekeningen te maken voor een nieuw te bouwen kerk. In 1878 vestigde Van Dijk zich in Wamel voor de uitvoering. Omdat het nieuwe bouwterrein ten zuiden van de Hogeweg aan het oostelijk uiteinde van de Dorpsstraat te slap bleek te zijn, moesten er alleen al voor het koor en de kruising 429 palen van circa 13 m lengte worden geheid. Tussen 7 oktober 1878 en 9 januari 1879 is dit heiwerk uitgevoerd. In november 1879 konden de gewelven worden aangebracht en de vensters worden beglaasd. Op 22 februari 1880 werden koor en kruising in gebruik genomen. Vervolgens werd de Waterstaatskerk afgebroken. Opnieuw werden er palen geheid voor schip en toren. In totaal zijn er 922 palen geslagen. Op 5 juli 1881 plaatste men het 600 kg wegende kruis op de toren. In januari 1882 werd de kerk voltooid. Het in neogotische stijl opgetrokken gebouw was een driebeukige kruiskerk met een schip van vier traveeën en een door twee veelhoekige zijkapellen geflankeerd, 5/8 gesloten priesterkoor. Tussen de lichtbeuk, waarin per travee twee spitsbogige ramen met een rond venster waren gecombineerd, en de op zuilen rustende arcaden was de middenschipswand inwendig geleed met twee nissen. Uitwendig was het kerkgebouw uitgevoerd in hel- en grijsrode baksteen met cementbanden als speklagen. Het interieur was geschilderd in een grijzige toon. In de periode 1881-1895 is de kerk gemeubileerd en inwendig gedecoreerd dankzij schenkingen van pastoor W. van Iersel en de weduwe W. Blankers, die nauw samenwerkten, alsmede door giften van mejuffrouw H. Schouten. Zij hebben de altaren (1882-1883), de koorvensters (1884-1885), de preekstoel (1892), de kerkbeschildering (1893), de biechtstoelen (1895), alsmede de klokken en het uurwerk geschonken. In 1915 werd een serie stenen beelden aangekocht, voorstellende Johannes Chrysostomus, Paschalis Baylon, Gerardus Majella, Norbertus en Victor. Dit laatste beeld staat nu in de pastorietuin. De reeks is in 1918 aangevuld met beelden van Petrus en Paulus, nu op de hekposten van de r.k. begraafplaats aan de St.-Victorstraat, en in 1919 met beelden van Johannes Nepomuk en Henricus (thans opgesteld bij Huize St. Henricus?). Van dit alles bleef ten gevolge van de verwoesting in 1944 en de sloop van de kerk vrijwel niets gespaard. Tot 1954 was er een noodkerk. Nadat de resten van het neogotische gebouw waren geamoveerd, werd op de oude plaats een moderne kruisbasiliek in de trant van de Bossche School gebouwd door het architectenbureau Van Halteren uit 's-Hertogenbosch.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw uit 1954 valt buiten de in deze beschrijving geldende tijdgrens. Dit dwingt tot een zeer summiere omschrijving. De kerk is een in baksteen opgetrokken driebeukig gebouw zonder toren. Het bezit twee kleine transeptarmen en een baptisterium op de noordwesthoek. De kerk heeft een priesterkoor van een travee met een halfronde absis. De zuilenbasiliek is inwendig geheel in steen overwelfd.
Ga naar margenoot+ Bij de inrichting van de in 1954 gereed gekomen kerk is het gebouw opnieuw bemeubeld. Er zijn slechts fragmenten over van de preekstoel uit 1892. De rest is verloren gegaan. Van de kleine mobilia, met name liturgisch vaatwerk en gerei, is gelukkig meer gespaard gebleven.
Ga naar margenoot+ Reliëf van de Bergrede. Hoogte 56 cm, breedte 49 cm; eikehout, niet gepolychromeerd; H. van der Geld; 1892; neogotiek. Fragment van voormalige preekstoel. Johannes Evangelist. Beeld, hoogte 42,5 cm; eikehout, niet gepolychromeerd; H. van der Geld; 1892; neogotiek. Staande figuur met boek en schrijfveer; vlakke achterzijde met stoppen ter bevestiging. n.b. De preekstoel werd in 1892 door pastoor W. van Iersel | |||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||
en de weduwe W. Blankers aan de kerk geschonken. - Literatuur. Registrum Memoriale, blz. 14.
Ga naar margenoot+ Doopvont (afb. 259). Hoogte 43 cm, diameter 30 cm; koper; xixa. Ronde, geprofileerde voet, korte stam en geprofileerd lichaam, waarop een geprofileerd deksel met bol, waaraan het kruisje ontbreekt.
Ga naar margenoot+ Van de serie stenen beelden, die in 1915, 1918 en 1919 zijn aangekocht volgens de lijst van weldoeners in het Registrum Memoriale (zie hiervoor blz. 202), is niets meer in de kerk aanwezig. Restanten staan in de pastorietuin (Victor), op de hekposten van de r.k. begraafplaats (Petrus en Paulus) en mogelijk bij het Gesticht St. Henricus (Henricus). Aan de Heumense beeldhouwer J. Maris gaf men in 1954 opdracht voor een Maria met Kind en Jozef met Kind en in 1956 voor een meer dan levensgroot H. Hartbeeld, alle uitgevoerd in kleurig geglazuurde terracotta. Twee engelen. Hoogte 26 en 27 cm; hout, niet gepolychromeerd; vermoedelijk atelier Goossens, Den Bosch; circa 1900. Staande gestalten zonder vleugels; respectievelijk met gevouwen en gekruiste handen en smalle diadeem. n.b. Mogelijk afkomstig van het neogotische hoogaltaar uit 1882.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Hoogte 55 cm, hout, afgeloogd; xixa. Kruisbeeld. Hoogte 110 cm, hout, afgeloogd; xixa. Passiekruis. Hoogte 160 cm; hout, gepolychromeerd; eind xix. Met lijdenswerktuigen. Processiekruis. Hoogte 67,5 cm, corpus 16 cm; gegoten koper; xix c. Het kruis staat op een vaasvorm; rond de viering een stralenkrans en aan de uiteinden van de balken een schelpmotief. Processiekruis. Hoogte 40,5 cm; russisch zilver; 1911. Klokvormige, nieuwe voet; de geornamenteerde balken eindigen in vierpassen; op emailplaquettes de evangelistensymbolen; in de hoeken van de balken ajour bewerkt ornament; rond de viering een krans van bladornamenten; op de achterzijde een emailplaquette met ihs-monogram.
Ga naar margenoot+ De neogotische kerk is in de eerste jaren na de bouw van gebrandschilderde vensters voorzien. De namen van de schenkers zijn bekend en de plaats van de glas-in-lood ramen, maar niet de maker(s). Het Registrum Memoriale vermeldt: ‘1881 Cecilia in rondeel venster door koor geschonken; giften: f 600, - voor grisaille glas: 1884 Wed. W. Blankers 3 ramen achter hoogaltaar; 1884 W. van Iersel pastoor schenkt 3 ramen achter Jozefaltaar b.g.v. zilveren priesterfeest; 1884 Mej. H. Schouten 3 ramen achter O.L. Vrouwe-altaar b.g.v. dat priesterfeest; 1885 W. Blankers schenkt overblijvende ramen bij hoogaltaar’. Hiervan zijn geen fragmenten meer aanwezig. De huidige kerk bezit drie gebrandschilderde ramen in de koorabsis door Wim van Woerkom, Nijmegen; 1956. Petrus, met erboven Christus voor Pilatus - Christus - Paulus, met erboven zijn bekering voor Damascus. In de Mariakapel twee kleine raampjes door Pieter Geraedts; 1957. Geboorte van Christus en Piëta.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 260). Hoogte 74,5 cm, diameter voet 23 × 18 cm; zilver; merken: stadsteken naar links lopend bokje (= Boxmeer), meesterteken rr (= Rabanus Raab jr. 1721-1786), wapen van de heren van Boxmeer; circa 1780-1785. In bruikleen aan Museum te Uden. Ovale geschulpte voet met door gladde banden in vier segmenten verdeelde voet; op de segmenten in drijfwerk: Lam, liggend op kruis - blanco rocococartouche omgeven door aren en druiventrossen - 2 × een bladmotief; vaasvormige nodus; driehoekige lunula, omgeven door voluten, twee gebogen pilasters en reliëfs van Maria met Kind - vier engeltjes met de arma Christi - twee engeltjes met zwaard en palmtak - God de Vader en de Geestesduif; als bekroning een baldakijn met lambrequins, waarop een pelikaan met jongen en een kruisje met corpus. Vergelijkbare monstrans in Overasselt. - Literatuur. Cat. Bonn 1975, blz. 178. Ciborie. Hoogte 33 cm, zonder deksel 22,5 cm, diameter voet 15,5 cm; zilver; merken: stadsteken gekroond boompje (= Den Bosch); meesterteken zesbladige bloem (= Johannes Peymans, Den Bosch vanaf 1706; Crooy 108); jaarletter w 22 (= 1722), trembleerteken. Ronde voet met gedreven voorstellingen van de vier evangelistensymbolen | |||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||
Afb. 259. r.k. kerk. Tafeldoopvont, koper, iste helft 19de eeuw (opn. 1977).
Afb. 260. r.k. kerk. Stralenmonstrans, zilver, door Rabanus Raab uit Boxmeer, 4de kwart 18de eeuw (opn. 1977).
Afb. 261. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door A.P. Hermans, Eindhoven, 1864 (opn. 1977).
op de welving, twee aan twee een rol en codex vasthoudend; onder de rol een Lam, liggend op een kruis; verspreid over de welving druiventrossen; peervormige nodus versierd met palmetten; tegencuppa van wingerdbladeren en druiventrossen, waartussen vier blanco ovalen; op het deksel vier guirlandes van bloemen en vruchten; als bekroning een bol, waarop een kruisje met corpus. Ciborie (afb. 261). Hoogte 35 cm, zonder deksel 24 cm; diameter voet 18,5 cm; zilver; merken: meesterteken gekroonde ah (= A.P. Hermans, Eindhoven 1860-1879); jaarletter e (= 1864); lopend leeuwtje + 2, minervakopje, zwaardje. Geschulpte geprofileerde voetrand met op de welving vier blanco ovalen tussen voluten en bladmotieven; eivormige nodus versierd met palmetten; op de tegencuppa vier omkranste lege wapenschilden tussen voluten; geprofileerd deksel met bladmotieven; als bekroning een afgeplatte bol met gelijkarmig, uitgesneden kruisje. Inscriptie boven op de voetrand: ‘geschenk van wed. de jong geb. van zwam aan de kerk van wamel 1864’. - Literatuur. Registrum Memoriale, caput ii. Ciborie. Hoogte 41 cm, zonder deksel 25 cm, diameter voet 17 cm; verguld zilver en verguld koper; merken in cuppa: v op gearceerde grond (= import 1906-1953), vf950 en v + f in liggende ruit; waarschijnlijk 1923. Zeslobbige, geprofileerde voet met opengewerkt, opstaand randje; op de lobben medaillons in email-peint: pelikaan - Apocalyptisch Lam - vier evangelisten met hun symbolen; zeszijdige stam versierd met bladornamenten; ajour nodus met zes uitstekende knoppen; boven en onder aan de stam twee platte ronde nodi met ajour wingerdbladeren; tegencuppa van ajour wingerdbladeren, waarboven een tekst; aan de onderzijde van het geprofileerd deksel een kam van bladeren; hierboven een gegraveerde rand van druiventrossen en drie ajourranden van wingerdbladeren; op de top een geornamenteerd kruisje. Inscriptie onder in de voet: dono dedit w. riem - wamel 25-12-1923. Ciborie. Hoogte 33,5 cm, zonder deksel 25 cm, diameter voet 19 cm; verguld zilver; merken: meesterteken kelkje tussen de letters k en b in liggende rechthoek (= J.v.d. Biggelaar, Tilburg 1952-1958); jaarletter t (= 1954), lopend leeuwtje, minervakopje. | |||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||
Afb. 262. r.k. kerk. Kelk, verguld zilver, Leidse stadskeur, 1510 (opn. 1977).
Ronde voet, met op de in de stam overgaande welving twee gedreven herten, die drinken aan een bij een kruis ontspringende bron; platte, ronde ivoren nodus; deksel bekroond door kruisje. Inscriptie onder de voet: Geschenk v.d. oud-parochianen van St. Victor en Gez. b.d. Kerkwijding 3 mei 1954. Kelk en pateen (afb. 262). Hoogte 19,5 cm, diameter voet 16 cm; diameter pateen 14 cm; merken: twee gekruiste sleutels in gekroond schild (= stadsteken Leiden), zespuntige ster in schild, jaarletter 1 in staande rechthoek; 1510; gotisch. In bruikleen afgestaan aan Museum De Lakenhal, Leiden. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaand opengewerkt randje; op de lobben tekstbanderollen met een dedicatie: ‘Gisbrant Claes zn houtcop(er) en / Maritien (e)monds dochter / zijn wiif uit godsvrucht (of: vreze) / hebbe wij dit ghegheve God verlÄ“Ä“ ons dit ewighe / Levent 1510’ (afb. 263). Op de welving is aan de voorzijde een kruisje gegraveerd en aan de achterzijde een wapen gesoldeerd; bij de overgang van de welving naar de stam is een ajour bewerkte manchet aangebracht, die met traceerwerk, steunbeertjes en kantelen is versierd; onversierde zeszijdige stam; platte ronde nodus met zes uitstekende knoppen, waarin gekleurd glas; tussen de knoppen traceerwerk, aan de bovenzijde ajour bewerkt en aan de onderzijde gegraveerde bewerking; kleine tegencuppa van ajour bladmotieven. Op de pateen is een kruis gegraveerd, dat bij een verkleining van de pateen gedeeltelijk is weggevallen. De cuppa is waarschijnlijk vernieuwd; het gekleurde glas aan de nodus is een latere toevoeging. n.b. De kelk is vermoedelijk via de uit Leiden afkomstige familie Grotenhuis aan de kerk van Wamel gekomen. Kelk. Hoogte 24 cm, diameter voet 17 cm; zilver; merken: meesterteken fb onder hamertje in vierkant (= F. Bielen, Nijmegen 1842-1876); jaarletter o (= 1848), leeuwtje + 2, h in vierkant (= essaieursteken P.C.A.C. Reigersman, Arnhem 1834-1856). Geschulpte, geprofileerde voetrand, waarvan de welving door voluten in vier segmenten is verdeeld, waarop blanco ovalen en bladmotieven; peervormige nodus, versierd met engelenkopjes, voluten en guirlandes; op de tegencuppa viermaal de doek van Veronica met het H. Aanschijn tussen voluten en bladmotieven. Kelk. Hoogte 23 cm, diameter voet 16,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken j.j.
Afb. 263. r.k. kerk. Kelkvoet met inscriptie, vgl. afb. 262 (opn. 1977).
(= Jos Jonkergouw, Den Bosch 1894-1922), lopend leeuwtje + 2, minervakopje; 1920; neogotiek. Zeslobbige, geprofileerde voet met parelrand en opstaand ajourrandje; op de lobben de gedreven voorstellingen van: Christus aan het kruis - Aldegonda, abdis - Johannes Evangelist - Henricus, gekroond en met kerkmodel - Johanna, religieuze met kruis en lelietak - Hermanus, met lelietak; zeszijdige stam met gotische raamtraceringen; aan de onderzijde van de stam een neogotische manchet; afgeplatte bolvormige nodus met open traceerwerk, rozetten en parelrand; tegencuppa van blad- en bloemmotieven, horizontaal doorsneden met een parelrand; hierboven de gegraveerde tekst: ‘Calicem salutaris accipiam et Nomen Domini invocabo’. Inscriptie aan de onderzijde: ‘Jos Jonkergouw’. - Literatuur. Registrum Memoriale, caput ii. Reliekhouder. Hoogte 18 cm, breedte 8 cm; zilver en koper; circa 1800. Ronde theka met reliek van St. Victor op rond voetstuk; aan de onderzijde een acanthusblad; als bekroning een kruisje op laurierfestoen. Reliekhouder. Diameter 9 cm; zilver; geen merken; xixa. Ronde theka omgeven door rand met bolletjes en rand met zespuntige sterren. Bedieningsset. Hoogte 6,5 cm, diameter 5,5 cm; zilver; merken: meesterteken v d h (= J. van der Hooft, Breda 1846-1880), jaarletter p (= 1849), leeuwtje + 2. Het kruisje op het deksel ontbreekt. Drie even grote doosjes boven elkaar, versierd met filetstrepen. Twee gekoppelde oliebusjes. Hoogte 4,5 cm, breedte 8 cm; zilver; merken: meesterteken onleesbaar; jaarletter p (= 1874), lopend leeuwtje + 2, minervakopje in liggende zeshoek; 1874. Versierd met filetstrepen; bekroond met kruisje.
Ga naar margenoot+ Acht kandelaars. Hoogte 83,5 cm; koper; 1873. Driezijdige voet met klauwpoten; op de zijden: Christus - Maria - twee Harten; aan de onderzijde is de stam vaasvormig en versierd met knorren; het bovenste gedeelte is gecanneleerd en verjongt zich naar boven; vaasvormige bobèche, versierd met knorren. Twee kandelaars. Hoogte 102 cm; koper; xixd; neogotiek. Ronde, geprofileerde voet met een rand van rozetten; aan het ondereinde van de stam een ovaal ajour ornament, omzoomd met Franse lelies; het bovenste gedeelte van de | |||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||
stam is getorst; schaalvormige bobèche met opstaande lelies aan de rand. Twee lusters. Hoogte 183 cm; koper; 1889. Ronde, geprofileerde voet; ronde stam met twee platte knopen; kaarsendragers in drie etages.
Ga naar margenoot+ In de collectie van het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch bevindt zich een uit de kerk van Wamel afkomstig driestel, met koorkap, twee stola's, drie manipels en een bursa, xviiia. Het driestel is vervaardigd van parelgrijze franse zijde, versierd met guirlandes en duifjes. De banen op het driestel zijn van chinese zijde met uitzondering van de vernieuwde voorbanen en het ruggeschild. De blauw-grijze chinese zijde heeft met zilver en gouddraad ingeweven arabesken, guirlandes en boomstronken, met daartussen draakmotieven, zeilscheepjes, bruine vazen en rose bloemboeketten. De stoffen zouden ter beschikking zijn gesteld door ‘een kasteelvrouw uit de omgeving van Wamel’. Voorts bevinden zich in deze collectie een schoudervelum en een kelkvelum, gemaakt van witte franse zijde met opgedrukte asterboeketten, xixa. Zij werden eertijds gebruikt bij het bovengenoemde driestel. - Literatuur. Het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch 1933-1963, 1963, blz. 42, 44 (nrs. b.m. 350 en 367). | |||||||||||||||||
Voormalig klooster ClarekampAan de Kerkstraat zijn in 1970 fundamentresten aangetroffen van het voormalig nonnenklooster ‘Clarekamp’ of ‘Clarevelt’, een 15de-eeuws Clarissenklooster behorende tot de tweede orde van St. Franciscus.
Bronnen
Geschiedenis In 1461 bevestigde paus Pius ii de Orde van de Franciscanen in het bezit van het klooster van St. Clara in Wamel, hetwelk de Clarissen aldaar ongeveer 16 jaar met toestemming van de aartsbisschop van Keulen in bezit hadden. Tussen 1465 en 1472 is er een proces gevoerd over schaking van een van de nonnen uit het klooster te Wamel. In 1574 hebben de ‘arme verdreven geestelijcke jufferen des Cloester tot Wamel ordinis Clarissarum’, onder wie de halfzuster van Petrus Canisius, abdis Gerarda Canis, toevlucht gezocht in Tiel, omdat Geuzen-operaties het dorp Wamel onveilig maakten. In 1586 hebben de Clarissen een overeenkomst gesloten met de religieuzen van het Tertiarissenklooster ‘De Enicheyt’ in Nijmegen. Na de verovering van Nijmegen door Prins Maurits vertrokken zij naar Kleef. Het klooster werd afgebroken, zij het dat enkele resten tot in de 18de eeuw bleven bestaan als een steenklomp. Ter plaatse van het vroegere klooster is de eerste na-reformatorische r.k. kerk gebouwd. | |||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||
Afb. 264. De overblijfselen van het klooster te Wamel, getekend door C. Pronk in 1745, naar schets uit 1732. r.k.d., Den Haag.
Ga naar margenoot+ Bij asfaltering van de Kerkstraat in 1970 trof men in de grond onder het trottoir van de hucht met aaneengebouwde huizen tegenover de boerderij ‘Kloosterhof’ zwaar muurwerk aan, gemetseld van baksteen, formaat 28 × 12 × 6 cm. De grootte van het gebouw, dat niet nader kon worden benoemd, zal in plattegrond een afmeting van circa 25-30 × 20 m hebben gehad. Leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Nijmegen, hebben iets van het gevondene in tekening gebracht en fotografisch vastgelegd. Ga naar margenoot+ Het 15de-eeuwse kloosterzegel, ovale vorm, formaat 6 × 3,5 cm, bevindt zich in het Clarissenklooster in Megen. Het zegel draagt de afbeelding van de H. Clara, staande met monstrans tegen een achtergrond met gotische pinakels. Het randschrift luidt: ‘Sigillum conventus Clarissarum / in Clarecampo e Wamel’. - Literatuur. Tweestromenland 18 (1973), blz. 50 en afb. t.o. blz. 37. | |||||||||||||||||
Zusterhuis MariënhofIn het midden van de 15de eeuw bevond zich in Wamel een begijnenhuis, Mariënhof genaamd, dat heeft gestaan aan de huidige Kloosterstraat.
Bronnen
Geschiedenis Onder de vierde mater van het St.-Agnietenklooster in Deventer, Mechteld van Keulen, | |||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||
ging een afdeling van de zusters naar Wamel. Daar had Lambert de Haze een huis met erf en een jaarlijks inkomen beschikbaar gesteld. In 1515 stond het huis te Wamel onder geestelijke leiding van Johannes Boekholt, naar een visitatieverslag van de aartsdiaken van Xanten vermeldt. Na de Reformatie hield het klooster geen stand meer. In 1660 bleef de ruïne van St. Mariënhof buiten de verkoop van de geestelijke goederen, waarvan een groot deel in bezit kwam van Sweder van den Boetzelaer tot Leeuwen, die ze door koop verwierf. De stenen van de ruïne zijn volgens een beschikking van 20 december 1704 door de ambtman van Maas en Waal, D.W. van Lynden, aan de kerkmeesters van Wamel gelaten om er de muur rondom het kerkhof mee op te trekken. De beschikking van aanbesteding van het afbreken van de stenen van het begijnenklooster ‘staende aan de gemeynte tot Wamel’ aan Elias de Biest dateert van 11 juli 1705. Volgens de Tegenwoordige Staat uit 1741 stond dit klooster aan de dijk en werd het in de Tachtigjarige Oorlog omver gehaald. Waarschijnlijk wordt echter de ligging verwisseld met die van het klooster Clarekamp. Een gedeelte van het muurwerk zou zijn blijven staan en tot woonhuizen zijn verbouwd. Er ontstond een klein buurtje, het z.g. ‘oud klooster’ dat in de 19de eeuw uitgroeide tot 21 huizen, bewoond door 36 huisgezinnen. Op 22 juni 1874 is dit huizenconglomeraat in drie uur tijds volledig afgebrand. De anorganische structuur ten zuiden van de St.-Victorstraat is deels een gevolg van de bij de herbouw gerezen geschillen over de verdeling van de diverse percelen. | |||||||||||||||||
KerkhofmuurHet kerkhof rond de Hervormde kerk is een aan de zuidzijde van de Dorpsstraat gelegen begraafplaats, die wordt omringd door een kerkhofmuur, waarvan de oudste nog in het zicht zijnde delen worden aangetroffen aan de oost- en de zuidzijde. De muur die in hoogte oploopt tot circa 2 m is opgetrokken uit rode baksteen van het formaat 20-30 × 13-15 × 6-8 cm, 10 lagen 81 cm, gemetseld in een onregelmatig verband en gedekt met een ezelsrug van machinale steen. De kerkhofmuur is deels gebouwd van afbraakmateriaal, afkomstig van het begijnenklooster Mariënhof (zie blz. 207), waarvan de stenen in 1704 ter beschikking kwamen voor het herstel van de kerkhofmuur. De zuidmuur is in machinale steen in de 19de eeuw vernieuwd. Een door Ds. A. Schad aan de ambtman en ridderschap gericht verzoek tot afbouw van de kerkhofmuur, verzonden in 1711, bevindt zich in het kerkarchief. Langs de Dorpstraat lag de kerkhofmuur eertijds noordelijker dan thans het geval is. Het is bekend dat de muur o.m. in 1864 in zuidelijke richting is verplaatst (kerkarchief inv. nr. 240). Bij het graven van een rioleringssleuf is men in 1970 gestoten op een deel van de oorspronkelijke kerkhofmuur die op een afstand van 6 m evenwijdig aan de sluitgevel van het noordertransept werd aangetroffen in de Dorpstraat, van oorsprong een dijklichaam. De muur bleek te zijn opgetrokken uit afbraakmateriaal, baksteen van het formaat 28 × 14 × 6,5 cm, mogelijk afkomstig van het klooster Mariënhof. In 1971 is de muur op de noordwesthoek in verband met een wegverbreding 60 cm teruggeplaatst over een lengte van 30 m. Van een oudere noord-zuid lopende muur is nog een restant aangetroffen in de bodem, lopende in het verlengde van een tufstenen muur die het restant moet zijn geweest van de westmuur van kerkschip of toren. De plaats van deze muur gaf ongeveer de noordwestelijke begrenzing van het oude kerkhof aan. - Literatuur. Maris 1939, blz. 250; Manders 1953, blz. 135; H. ten Boom, De kerkhofmuur te Wamel, in: Tweestromenland nr. 12 (1971), blz. 27-31, 48-50; Nieuwsbulletin k.n.o.b. 70 (1971), blz. 85. | |||||||||||||||||
BegraafplaatsenBij de Hervormde kerk ligt de Algemene begraafplaats ter plekke van het middeleeuwse kerkhof. Ten oosten van de r.k. kerk ligt aan de St.-Victorstraat de r.k. begraafplaats, daterend uit 1861. Op beide dodenakkers vindt men enige eenvoudige, vooral uit genealogisch oogpunt interessante grafmonumenten. | |||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||
Afb. 265. Plattegrondtekening van de begraafplaats rond de Hervormde kerk.
Ga naar margenoot+ De belangrijkste grafmonumenten hieronder vernoemd zijn aangegeven op de kerkhofplattegrond. Het betreft hier voornamelijk laat 19de-eeuwse monumenten. Grafkelder Van Delen. Tegen de zuidoostzijde van het koor is aan de buitenzijde een grafkelder voor de adellijke familie Van Delen gebouwd in 1871. De kelder is gedekt met een hardstenen zerk, formaat 120 × 124 cm, in de bovenhoeken voorzien van het in mozaïeksteentjes gelegde alliantiewapen: Van Delen-Van Delen (links) en Van Delen-Van der Meer van Kuffeler (rechts). De inscriptie luidt: hier rvsten / j.c.f. baron v. delen † tiel 1872 / zijne echtgenoote / m.w. baronesse v. delen / geb. v. delen † op lakenburg / te wamel 1871 / en hunne dochter m.l.c. / baronesse v. delen wede / p.f.v.d. meer v. kuffeler † te / nijmegen 11/1 1921 / en haar zoon / j.c.f.v.d. meer v. kuffeler † te / nijmegen 12/5 1935. Grafkelder De Ridder. Tegen de noordoostelijke sluitingszijde van het koor bevindt zich een grafkelder, waarop een hardstenen plaat ligt, formaat 70 × 90 cm, met in hoogreliëf het opschrift: hier rusten / n. de ridder / overleden 3 september 1851 / en zijne echtgenoote / a.c. hiebendaal / overleden 17 oktober 1859. Grafkelder Van Doesburgh. Een zeer grote platte hardstenen zerk, formaat 267 × 132 cm, door breuk beschadigd, dekt een grote grafkelder van de familie Van Doesburgh, gelegen bij de oostmuur van het kerkhof. De zerk draagt in hoogreliëf de volgende inscriptie: hier rusten / ijda brandts / geb: 1 maart 1752 overl: 18 augustus 184(.) / p.c. van doesburgh van bern / geb: 23 junij 1820 overl: .. november 1858 / d.a. brandts van doesburgh / geb: 11 junij 1783 overl: 19 november 1861 / h.j. van (doe)sburgh / 15 a(pril): 1822 overl: 6 dec: 1875 / (ech)tgenoot van / f.m.g. (k)oumans van doesburgi Grafstenen Van Doesburgh. Westelijk van de hierboven genoemde grote zerk liggen nog twee kleinere stenen op graven van leden van de familie Van Doesburgh.
Afb. 266. Kerkhof rond de Hervormde kerk. Grafstenen van Ds. H.C. Ribbius en diens echtgenote (opn. 1977).
De grafteksten luiden: hier rust / a.p. van doesburgh / geb. te wamel 8 maart 1856 / overl: te wamel 25 mei 1879 / en zijn broeder n.w. van doesburgh / echtgenoot van / h.c. van westreenen. / geb: te wamel 10 sept: 1857 / overl: te wamel 13 dec: 1928. Op de tweede zerk staat: hier rust / f.m.g. van doesburgh / wed: h.j. van doesburgh. / geb: te heereveen 1 oct: 1823 / overl: te wamel 8 nov: 1885. / en haar schoondochter / h.c. van westreenen, / wed: n.w. van doesburgh. / geb te tiel 26 dec: 1867, / overl: te wamel 3 nov: 1942. Grafmonument Ds. Ribbius (afb. 266). Het monument op het graf van Ds. Ribbius bestaat uit een op een voetstuk geplaatst afgeknot zuiltje, waarop ‘in memoriam’ en een inscriptie op het voetstuk met de tekst: hier rust / hermannus cornelis / ribbius / in leven Predikant / te Wamel en Dreumel / Geb. te Middelie / 15 Dec: 1827 / Overl. te Wamel 16 Jan: 1891. | |||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||
Afb. 267. r.k. begraafplaats. Grafmonument voor de familie Schouten (opn. 1977).
Rechts van dit monumentje staat een hardstenen graftombe ter nagedachtenis aan de weduwe van de predikant. Het grafschrift in hoogreliëf luidt: hier rust / anna willemina van gellikum / Weduwe Ds H.C. Ribbius / Geboren te Deil 22 December 1827, / Overleden te Nijmegen 17 April 1905 / ‘Wij hebben hier geen / blijvende plaats’. n.b. Ds. Ribbius werd in 1852 als candidaat naar Druten beroepen, vanwaar hij in 1875 naar Wamel vertrok; na zijn overlijden schonk zijn echtgenote de kerken van Wamel en Dreumel ter nagedachtenis twee zilveren schotels en een schenkkan (zie blz. 201 en 233). Grafmonument burgemeester Van Delen. Wit marmeren grafplaat op een hardstenen stele met de tekst: hier rust / j.j.h. baron van delen / in leven burgemeester / der gemeente wamel / geb. 1 sept 1836 / overl 25 dec 1895. Naast de staande grafstele treft men een plat liggende steen aan met graftekst voor de echtgenote, die luidt: hier rust / aaltje clement / echtgenoote van j.j.h. baron van delen / geboren te amsterdam / 3 december 1841. / overleden te terborg / 25 januari 1910.
Ga naar margenoot+ In 1861 werd de r.k. begraafplaats achter het koor van de parochiekerk van St. Victor na wijding in gebruik genomen. De toegang is gelegen aan de St.-Victorstraat. Op de gemetselde bakstenen hekposten van het toegangshek staan twee heiligenbeelden, voorstellend Petrus en Paulus, daterend uit 1918 en afkomstig uit de neogotische kerk, die in 1944-1945 is verwoest. In de noordoosthoek van de begraafplaats staat een aantal monumenten uit het laatste kwartaal van de 19de eeuw, waarvan enkele vermelding verdienen.
Grafkelder Van Eisen. Tegen de noordelijke kerkhofmuur die aan de Dorpsstraat grenst, bevindt zich een grote grafkamer, afgesloten met sluitplaten zonder inscriptie. Op dit mausoleum voor de familie Van Elsen stond eertijds een in 1861 geschonken gietijzeren kerkhofkruis, dat in de grafheuvel later zou zijn begraven. Grafmonument Schouten (afb. 267). Een opmerkelijk grafmonument uit 1873, typerend voorbeeld van laat 19de-eeuwse smaak, is het monument ter nagedachtenis aan de dijkgraaf en kantonrechter Mr. A. Schouten en diens vrouw. Omheind door een gietijzeren hekje is op een voetstuk het levensgrote beeld van een knielend meisje geplaatst. Het meisje heeft een krans in haar hand en een kruis en anker als symbolen van geloof en hoop. Op het voetstuk staat - (voorzijde:) ‘ter nagedachtenis / onzer dierbare ouders; (linkerzijde:) vrouwe johanna maria schouten / geb. van ewijk / geboren den 15 januari 1803 / overleden den 27 december 1873; (rechterzijde:) mr antonius schouten / geboren den 17 december 1799 / overleden den 28 maart 1876 / ridder van den nederlandschen leeuw / kantonrechter van druten / en / lid der provinciale staten van gelderland’. | |||||||||||||||||
Hervormde pastorieAan de Dorpsstraat nr. 69, achter het koor van de Hervormde kerk, staat de Hervormde pastorie, een blokvormig herenhuis met verdieping onder omgaand schilddak, gedekt met pannen. Hoekverzwaringen en een even uitspringend middenrisaliet, brede daklijst met goot op klossen, waarschijnlijk versoberd. Paneeldeur met geprofileerde omlijsting, zes- en vierruits schuiframen. Links van het huis staat het koetshuis met gewijzigde ingang. Datering circa 1850. | |||||||||||||||||
Adellijke huizenBij Wamel hebben drie adellijke huizen gestaan, Pollestein, Lakenburg en Sterkenburg. Zij zijn alle drie uit afbeeldingen bekend. Pollestein of De Spijker is volledig verdwenen. Van de Lakenburg treft men nog resten aan in de kelders van de huidige villa. Ter plekke van het in 1907 gesloopte huis Sterkenburg bevindt zich thans een jonge woonwijk. Niettemin kan men met behulp van kaartmateriaal en topografica een beeld oproepen. | |||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||
Pollestein of De SpijkerHet voormalig huis Pollestein of De Spijker heeft gestaan ten zuidoosten van de Hervormde kerk (afb. 268).
Bronnen
Volgens de Tegenwoordige Staat werd het huis, dat volgens de tekening van Pronk uit 1732 met riet was gedekt en met een gracht omgeven, gewoonlijk ‘De Spijker’ genoemd. Het huis was in de 18de eeuw tot boerderij gedegradeerd. Op de weinig betrouwbare tekening van Stellingwerf is een omgracht kasteel verbeeld, bestaande uit drie naast elkaar gelegen vleugels, waarvan de buitenste topgevels bezitten. Er zijn echter geen aanknopingspunten aan te wijzen met de bouwrest van Pollestein op de tekening van Pronk, die waarschijnlijk niet meer dan een onderdeel van een groter complex heeft vastgelegd.
Afb. 268. Huis Pollestein of De Spijker, getekend door C. Pronk, 1732. r.k.d., Den Haag.
| |||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||
Afb. 269. De Lakenburg, getekend door H. Tavenier, in 1786. r.k.d., Den Haag.
| |||||||||||||||||
LakenburgAan de Lakenstraat nr. 39 staat de villa Lakenburg op een ten zuiden van de straat gelegen omgracht terrein. Het is een laat 19de-eeuws woonhuis dat in de souterrainruimtes nog delen bevat van het oude huis, waarvan in 17de-eeuwse bronnen sprake is (afb. 269-275).
Bronnen
Afb. 270. De Lakenburg, getekend door A. Schoemaker, origineel verloren (foto r.k.d., Den Haag).
Afb. 271. De Lakenburg volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 272. De Lakenburg volgens recent nette plan.
| |||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||
Afb. 273. Het huis De Lakenburg, voorgevel (opn. 1969).
Afb. 274. Het huis De Lakenburg gezien vanuit het zuidoosten (opn. 1977).
Geschiedenis Het huis Lakenburg, ook wel Lakemond genoemd, behoorde in de 17de eeuw aan Christiaan van Balveren en Maria van (der) Lawick. Hun zoon overleed kinderloos. Zo kwam het in bezit van de familie Van der Lawick. Ernst van der Lawick legateerde het huis in 1749 aan Nicolaas Hans Willem baron van Delen. De laatste telg uit dit geslacht, Jacob Jan Hendrik van Delen, burgemeester van Wamel (zie blz. 210), herschiep de oude Lakenburg in een villa en verfraaide de plaats.
Ga naar margenoot+ In zijn huidige gedaante is de Lakenburg een witgepleisterd huis met een ruime bel-etage op een souterrain, gedekt door een omgaand schilddak met dakkapellen aan de ingangszijde. Het huis heeft een vijf traveeën breed front aan voor- en achterzijde en een uitbouw tegen de oostelijke zijgevel. Alleen in de ingangsgevel zitten grote souterrainvensters. De toegangsdeur ligt in een inpandig portiek. De gepleisterde gevelversiering beperkt zich tot de voorzijde, waar het 19de-eeuwse karakter van het huis het duidelijkst tot uiting komt. De vlakke zijgevels en de achtergevel alsmede het volume van het huis doen een ouder gebouw vermoeden, hetgeen bij nader onderzoek in 1984 kon worden aangetoond. Aan de hand van het kadastraal minuutplan en de tekeningen van Tavenier en Schoemaker krijgt men een beeld van de 18de- en vroeg 19de-eeuwse aanleg. Het omgrachte huis bestond uit drie aaneensluitende woonvleugels onder zadeldaken en topgevels aan de noord- en zuidzijde. Het westelijke pand bestond uit gedeelten, gescheiden door een gemeenschappelijke tussenmuur. De oostelijk daarvan gelegen blokken lijken korter te
Afb. 275. Plattegrondtekening van de kelder en het souterrain van het huis De Lakenburg.
| |||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||
zijn. Op de noordoosthoek van het omgrachte terrein stond een overhoeks ten opzichte van het huis geplaatste poorttoren met verdieping en zadeldak tussen trapgeveltjes, een element dat op de kadastrale minuut nog aanwezig is (afb. 269-271). In de huidige villa treft men nog restanten van het 17de-eeuwse gebouw aan in het souterrain, hetgeen is weergegeven op afb. 275; op deze opmetingstekening is tevens de dieper gelegen zuidoostelijke kelder met graatgewelf en centrale pijler afgebeeld. Het 17de-eeuwse muurwerk, dat uit drie verschillende fases dateert, bevindt zich voornamelijk in de zuidelijke helft van het huis, d.w.z. aan de achterzijde en loopt door in noordelijke richting aan de westzijde. Het noordelijk gedeelte van het huis is behoudens de westmuur, die overigens aan de buitenzijde is beklampt (bij a op de opmetingstekening), geheel laat 19de-eeuws werk. De huidige villa bestaat uit twee kamers aan weerszijden van de korte middengang (noordzijde) en drie vertrekken aan de achterkant (zuidzijde), alles van eenvoudige architectuur. In het souterrain wordt de indeling van boven herhaald, maar ook verder opgedeeld. In de noordoosthoek bevindt zich de keuken; de kelderruimte onder de noordwestelijke voorkamer is in tweeën verdeeld. Het zuidelijk gedeelte van het souterrain bevat nog belangrijke overblijfselen van de oude Lakenburg. Hiertoe behoort de zuidoostelijke, bijna vierkante kelder met het graatgewelf dat op een middenpijler rust; het oorspronkelijke vloerniveau lag circa 125 cm lager dan thans het geval is. Desalniettemin ligt deze keldervloer nog altijd beneden het vloerpeil van de overige souterrainvertrekken, ofschoon deze bij de bouw van het 19de-eeuwse huis zijn uitgegraven, zodat de 17de-eeuwse fundering in het zicht is gekomen. Een en ander kon pas worden gerealiseerd na demping van de huisgracht. Het oude muurwerk bestaat uit gepleisterde baksteen. Westelijk van de overwelfde kelder bevinden zich thans een smalle ruimte, corresponderend met de bovengang, en een zuidwestelijke souterrainruimte, waarin nog overblijfselen van 17de-eeuws muurwerk aanwezig zijn. Het is de scheidingsmuur tussen het westelijke en het middelste pand op de tekening van Schoemaker. De oude driedeling van de zuidgevel is dus op kelderniveau nog aanwezig. In de westmuur is inwendig een bouwnaad vanuit de zuidwestelijke souterrainruimte waarneembaar. Het noordelijk gedeelte van de westmuur is in de onderbouw ouder dan het zuidelijk gedeelte, dat tot aan de bel-etage-vloer doorloopt; het noordelijk gedeelte bestaat binnenshuis tot op een hoogte van 60 cm boven de souterrainvloer uit 17de-eeuws werk. Deze muur vormt wellicht ten dele de fundering van de 19de-eeuwse westmuur, die in één lijn is gebracht met de zuidelijke helft. De tweedeling van de westvleugel in een noordelijk en zuidelijk gedeelte is ook duidelijk te zien op de 18de-eeuwse afbeeldingen. Van binnenuit is tevens te zien dat in de zuid- en westmuur, venster- en deuropeningen zijn gedicht c.q. verkleind in het laatste kwart van de 19de eeuw bij de verbouwing tot villa; uitwendig worden alle bouwsporen door buitenpleister aan het oog onttrokken. Uit een en ander kan de conclusie worden getrokken, dat van de drie evenwijdig aan elkaar palende bouwlichamen alleen de oostelijke was voorzien van een kelder, hetgeen ook blijkt uit het zwaardere muurwerk en dat het middelste en westelijke bouwlichaam veel lichter waren gefundeerd en geen kelders bezaten. De woonlagen bevonden zich boven of op het peil van de huidige hoofdverdieping. De drie vleugels waren ongelijk
Afb. 276. De Sterkenburg volgens het kadastraal minuutplan.
van lengte, zodat er op de omgrachte huisplaats ook nog ruimte was voor een ‘plaats’. Of de Lakenburg in zijn 17de-eeuwse gedaante omvangrijker of completer is geweest dan op de topografische afbeeldingen is verbeeld, is op grond van de huidige gegevens niet uit te maken. De noordelijke begrenzing van de huisplaats heeft op circa 6 à 7 m afstand evenwijdig aan de huidige voorgevel gelopen en maakte een haakse hoek naar de westgevel. Hiervan kunnen nog overblijfselen in de voortuin aanwezig zijn evenals van de fundering van de overhoeks uit de ommuring vooruitstekende toegangspoort. | |||||||||||||||||
SterkenburgTen oosten van de oude dorpskom, zuidelijk van de Hogeweg, tussen Kasteelstraat en Sterkenburglaan, heeft het Huis Sterkenburg gestaan. Het huis dat een 17de-eeuwse gedaante bezat, maar wellicht een veel oudere oorsprong had, is in 1907 gesloopt. Het terrein wordt thans ingenomen door een woonwijk (afb. 276-279). | |||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||
Afb. 277. De Sterkenburg, getekend door H. Tavenier in 1786. r.k.d., Den Haag.
Bronnen
Afb. 278. De Sterkenburg, getekend door A. Schoemaker naar A. de Haen, origineel verloren (foto r.k.d., Den Haag).
Geschiedenis ‘Bij Wamel in het Koornland, staat nog een Heerenhuis, Sterkenburg geheeten, dat niet zeer oud nog zeer aanzienlijk is’, zo vermeldt de Tegenwoordige Staat in 1741. Deze | |||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||
Afb. 279. De Sterkenburg kort voor de afbraak, gefotografeerd door A. Mulder (opn. 1905).
mededeling is strijdig met hetgeen Van der Aa meldt, namelijk dat het kelders bezat, zwaar muurwerk en overblijfselen van een versterkte toren met schietgaten. Van Anspach wijst erop dat leden van het geslacht Sterkenburg in de tweede helft van de 16de eeuw onder de stadsbestuurders van Tiel worden genoemd en op een huis met die naam in de Gasthuisstraat aan het Hoogeind woonden. Van Heiningen merkt op dat het Wamelse huis eertijds Millincscamer heeft geheten. De naam Millinc komt al in 1442 in Wamel voor. In 1689 kocht de belastingpachter, later ambtsontvanger, Jacob de Breff die gehuwd was met Maria van de Poll het huis, waarna hij het liet verbouwen. Hun dochter Maria Apollonia erfde in 1729 Millincscamer dat zij de naam Sterkenburg gaf. In 1732 huwde zij Joost B.A. Grotenhuis, afkomstig uit een Leids katholiek geslacht. De familie had op het huis een kapel en van hen zijn waarschijnlijk de onder de inventaris van de r.k. kerk vermelde middeleeuwse kelk en paramenten afkomstig (zie blz. 205 en 206). Baron Grotenhuis van den Sterkenburg en Onstein heeft het huis met de bijbehorende gronden omstreeks het midden van de 19de eeuw verkocht aan burgemeester N.H. de Ridder. De laatste eigenaar en bewoner was Cornelis Post, dijkgraaf van Maas en Waal. Na diens overlijden in 1889 bleef het huis enige jaren onbewoond. Na de afbraak in 1907 bleven de gronden in eigendom van de familie Post, die ze tenslotte aan de gemeente Wamel heeft verkocht.
Ga naar margenoot+ Met behulp van het kadastraal minuutplan en de tekeningen van Tavenier en Schoemaker kan men zich een beeld vormen van het huis in zijn vroeg 18de-eeuwse gedaante en van de ligging op ruime afstand oostelijk van de dorpskom. In 1905 maakte A. Mulder, waarschijnlijk gealarmeerd door berichten over dreigende sloop in de vakpers en de Nieuwe Rotterdamsche Courant, een drietal opnamen van het inmiddels lang verlaten huis (afb. 279). Volgens deze glasplaatopnamen stond het huis op de zuidwesthoek van een met een keermuur omsloten en nog omgracht terrein. Het huis bestond uit twee door schilddaken gedekte, rechthoekige vleugels, die samen een L-vormige plattegrond vormden, deels onderkelderd en van een verdieping voorzien. Aan de | |||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||
noordzijde zag men in de keermuur nog resten van een halfronde muurtoren. Het uiterlijk aspect van het huis in zijn nadagen droeg een sterk 19de-eeuws karakter met daarin duidelijk veel oudere elementen, mogelijk daterend uit de 15de of 16de eeuw. | |||||||||||||||||
Boerderijen en woonhuizenIn Wamel vindt men de historisch interessante bebouwing aan de Dorpsstraat en de uitlopers daarvan, de Kerkstraat en de Waalbandijk. In de Dorpsstraat, de hoofdas van het dorp, ziet men een duidelijke verdichting, die overigens al teruggaat tot het laatmiddeleeuwse dorpsbeeld. In de huidige verschijningsvorm zijn de meeste huizen en boerderijen 19de-eeuws met veelal een oudere kern of voorganger. Het feit, dat de ontwikkeling in Wamel door het veercontact met Tiel is gestimuleerd, laat zich aflezen uit de bebouwing in de dorpskom, waar diverse huizen vergroot, verhoogd en gemoderniseerd zijn. Aan de uitvalswegen staan over het algemeen vrij kleine boerderijen, waarvan verschillende exemplaren tot semi-moderne woningen zijn omgetimmerd en andere plaats hebben moeten maken voor nieuwbouw.
Ga naar margenoot+ Dorpsstraat nr. 35-37. Dubbel woon- en winkelhuis met zes traveeën brede gevel onder met pannen belegd zadeldak tussen zijtopgevels, evenwijdig aan de straat, xviii en xix. In linker gedeelte het woonhuis (nr. 35) met paneeldeur binnen houten omlijsting met gesneden consoles en kroonlijst; rechts daarvan het winkelpand met dito, wat bredere deur en een venster, geflankeerd door een tweede raam. De cementomlijsting om de vensters wijst op een latere wijziging van de oorspronkelijke vensters (afb. 280). Achter nr. 35 een achterhuis met zelfstandig zadeldak, dat evenwijdig loopt aan de kap van het voorhuis en hoger is.
Dorpsstraat nr. 45. Hotel ‘De Gouden Leeuw’. Aan de straat gelegen dwarshuis van vijf traveeën breedte met verdieping en zadeldak tussen gepleisterde zijtopgevels, voorgevel met zes- en vierruits vensters circa 1900 opnieuw opgetrokken; als uithangteken een brullende leeuw met linker poot op ronde kogel.
Dorpsstraat nr. 61. Boerderij op T-vormig grondplan met het voorhuis onder met pannen gedekt zadeldak tussen zijtopgevels, xviii en xix. In de symmetrische voorgevel van vijf traveeën breedte beganegronds T-vensters en op de verdieping vierruits vensters. Eenvoudig huis van harmonische architectuur (afb. 281).
Dorpsstraat nr. 40. Witgepleisterde T-boerderij op de hoek van Dorpsstraat en Waalbandijk gelegen, met een links voor onderkelderd voorhuis met verdieping onder met riet gedekt schilddak, xviii en xix d. Recentelijk is het bedrijfsgedeelte in baksteen vernieuwd. Achter het huis bevond zich een vierroedenberg (afb. 282).
Dorpsstraat nr. 70. In het pand is een deur met snijwerk in Lodewijk xiv-stijl opgenomen, een van elders (Tiel?) afkomstig bouwfragment (afb. 285).
Afb. 280. Dorpsstraat nrs. 35-37 (opn. 1977).
Afb. 281. Dorpsstraat nr. 61 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||
Afb. 282. Dorpsstraat nr. 40 (opn. 1977).
Afb. 283. Dorpsstraat nr. 88 (opn. 1977).
Afb. 284. Dorpsstraat nr. 84-86 (opn. 1977).
Afb. 285. Dorpsstraat nr. 70, deur (opn. 1977).
Afb. 286. Kerkstraat nr. 40 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||
Dorpsstraat nr. 84-86. Statige boerderij met T-vormig grondplan en het dwarshuis met verdieping en met pannen belegd schilddak aan de straat, xix a. Beganegronds T-vensters met luiken in de a-symmetrische gevel, op de verdieping vierruits schuifvensters; deur met houten omlijsting met consoles en kroonlijst (afb. 284). Verwant aan dit type zijn Dorpsstraat nrs. 90 en 112-114.
Dorpsstraat nr. 88. Grote boerderij onder afgewolfd zadeldak met symmetrische gevel met twee paar zesruits schuiframen op de begane grond en drie vierruits vensters op de verdieping, xviii en xix. Karakteristiek type boerderij met de lengte-as haaks op de straat, waarvan in verbouwde vorm nog enige kleinere exemplaren aan de Dorpsstraat zijn te vinden (afb. 283).
Ga naar margenoot+ Hogestraat nr. 66. Vijf traveeën brede woning met een aan de voorzijde, boven de vensters, ver vooruitstekende overkapping met houten sierlijst, xix d. In de naar de straat gerichte gevel goed geproportioneerde zesruits schuifvensters, paarsgewijs aan weerskanten van de toegangsdeur. In de zijtopgevels zijn enige wijzigingen aangebracht.
Ga naar margenoot+ Tot aan de jaren '70 bevonden zich aan de noordzijde van de Kerkstraat diverse kleine boerderijtjes, meest op T-vormige grondslag, evenwijdig aan of loodrecht op de Kerkstraat staande. Ofschoon de bouwkundige toestand van diverse van deze keuterboerderijtjes verre van rooskleurig was, rekten de meeste hun bestaan totdat zij als volledige woning werden gerenoveerd, hetgeen neerkwam op ommanteling en/of nieuwbouw of een historiserende aanpak. Opmerkelijk zijn nog de volgende, panden hier deels vernoemd om de variëteit aan te geven.
Kerkstraat nr. 12. Klein T-huis met zijtopgevels en drie traveeën breed, licht gepleisterd voorhuis onder een met riet gedekte kap. Bedrijfsgedeelte evenwijdig aan de straat onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen.
Kerkstraat nr. 18. Boerderijtje met naar links uitgebouwd voorhuis met vier en zesruits vensters en rieten schilddak; zolderverdieping met kleine vensters; keldertje onder de uitbouw; xviii en xix.
Kerkstraat nr. 24. Met het bedrijfsgedeelte langs de Kerkstraat gelegen boerderijtje op T-vormige plattegrond, met de ingangspartij aan de korte zijde van het voorhuis aan de straat, xviii-xix; latere wijziging, waarbij de brede gevel van het woongedeelte grotendeels is gedicht. Bij een zorgvuldige renovatie is de stenen achtergevel gewijzigd in een met hout beschoten gevel (afb. 287).
Kerkstraat nr. 40. Kleine boerderij op T-vormige grondslag met het voorhuis tussen zijtopgevels en met riet gedekte bekapping, xviii b. Beganegronds twee zesruits vensters links van de eenvoudige toegangsdeur en rechts daarvan een klein vierruits raampje in de opkamer; verdieping met drie kleine vensters (afb. 286).
Afb. 287. Kerkstraat nr. 24 (opn. 1977).
|
|