| |
|
-
voetnoot*
-
Het Lam wil 't leven, Deez' zoendag geeven] Ik oordeel, dat de beelden in dit Vde Hoofdstuk der Openbaring gelijk ook het voorgaande IVde, welke een voorbereidend gezicht vervatten voor de opening der VII Zegelen; meerendeels gehaald zijn uit de plegtigheden van den grooten Verzoendag en den ingang van den Hoogepriester in 't Heilige der Heiligen op den 10den van de Maand Tisri, met het reukwerk en 't bloed der offeranden ter verzoening van 't Heiligdom en het gansche Volk, en ter schikkinge van den leevend blijvenden Bok om dien uit te laaten in de Woestijne Lev. XVI:1-34. Zijnde deeze de allerplegtigste Sabbath der ruste van het gansche jaar, om zijn ziele te verootmoedigen voor God; en met het einde van zeven jaaren bijzonder gepast, om tot een' Dag van Voorbereiding te strekken voor de plegtige Wetleezing welke dan op het Loofhutten geschiedde vijf dagen na dien Dag van Afzondering Deut. XXXI:10-13. Juist gelijk de 10de Dag van Nisan, de Dag was van Voorbereiding en afzondering van 't Paaschlam, tegen den 15den van die Maand welke de eerste Dag was van 't Feest der ongezuurde brooden Exod. XII:3- XIII:6. Hier voor heb ik deeze redenen. (1) Vooreerst was op geenen anderen Dag de Bondark of TROON van God te zien met de Schechina of goddelijke Majesteit op den zelven zittende, daar het bovenstuk van vier Dieren of Cherubijnen in de gedaante van een Leeuw, een Kalf, een Mensch, en een Arend verzien was, die de Godheid op hunne vleugelen ontvingen, gelijk we dit alles klaar uit het Heilige der Heiligen ontleend zien Openb. IV:2, 3, en 6 7; dan alleen op den doorluchtigen grooten Verzoendag, waar in deeze dingen voor 't oog van den Hoogepriester kwamen die dan in 't Heilige der Heiligen inging. (2) Ten tweeden, daar op ziet, dunkt mij, vrij duidelijk die GEOPENDE DEUR in den hemel, door welke Johannes op hoog bevel komt,
en de Bondark met de goddelijke Majesteit daar op zittende beschouwt Openb. IV:1, 2. Welke deur is dat anders, dan die tusschen t Heilige, en 't Heilige der Heiligen was. Gelijk hij zich te vooren in het Heilige bevond, daar Hij de zeven gouden Kandelaaren ziet Openb. I:12, 13; zoo is Hij nu in het Heilige der Heiligen, en gaat daar in door een geopende deur, dat nooit dan op den grooten Verzoendag gebeurde. (3) Ten derden, waar op kan ook anders zien, dat Lam staande als GESLACHT in 't midden van den Troon, en hebbende zeven hoornen en zeven oogen, welke zijn de zeven Geesten van God die uitgezonden zijn in alle landen. Openb. V. 6. dan op het slachten van 't Zondoffer op den plegtigen Verzoendag, waar van het bloed werd ingebragt in 't binnenste heiligdom, en op het Verzoendeksel van de Ark d.i. het midden van den troon gesprengd tot zeven reizen toe Lev. XVI:14, 15? Hoe komt anders het Lam, en wel het geslachte Lam, bij den Troon of de Bondark te pas? Waarom worden aan het zelve, juist zeven hoornen en zeven Oogen toegeschreeven; dan met betrekking tot die zevenswerf herhaalde besprenging? om daar door uit te beelden, dat JESUS 't waare Offerlam, zeven Geesten had verworven, dat is den H. Geest als den Geest van Israëls Godt in zijne genoegzaame werkingen voor de zeven gemeenten, zullende zich zoo in de godlijke Kragt van zeven hoornen, als in de goddelijke Alwetenheid van zeven oogen ontdekken. Wordt hier dit Lam afgeschilderd ἑϛηὸϛ ὡϛ ἐσΦαγμένονέ staande als geslacht; 't is om ons een denkbeeld te geeven, dat dit Lam, 't welk de waare Hoogepriester
tevens is, zijn bloed niet door een' vreemden, maar door zich zelven heeft ingebragt in het waare Heiligdom, en dat Hij deswegens recht heeft, om met den Vader als Priester te zitten op zijnen troon, en daar te heerschen Zach. VI:13. (4) Eindelijk, dan kan men zien, hoe hier een BOEK komt in de rechterhand des geenen, die op den troon, d.i. op de Arke zit. Openb. V:1. Het Boek is hier bij de Bondarke, om dat er gezinspeeld wordt op het Wetboek, het welke ‘door de Levieten die de Arke van 't Verbond des HEEREN droegen, moest gelegd worden aan de zijde van de Arke des Verbonds, om aldaar ten getuige tegen het oude Israël te zijn’. Deut. XXXI:26. (5) Ten laatsten, dan ontdekt men de gepastheid van dit IV en V Hoofdstuk der Openbaring, tot een VOORBEREIDINGE voor de volgende openinge van het Boek met zeven zegelen Hoofdst. V. 1-9. VI:1 - VIII:1. 't Is dunkt mij blijkbaar met toespeeling, op de Zevenjaarsche wetlezing ten tijde van het Loofhuttenfeest den 15 van Tisri in de volgende Feestdagen, waar toe reeds de Voorbereiding gemaakt wierd op den Verzoendag den 10 van Tisri. 't Is de ridder Isaak Newton, die voor mij in die gedachten gevallen is, dat Johannes hier op den grooten verzoendag het oog heeft. Vid. Observ. ad Dan. & Apoc. p. 214.
|