Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3
(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 140]
| |
Zangw. Psalm LXXII.
| |
[pagina 141]
| |
III.
Dan hoor ik all' de veldelingen,
Die nimmer vreugde ontslaat;
Wijngaardeniers eenstemmig zingen,
De waarheid stelt de maat.
Zij wil 't gezang van 't Lam ons leeren,
't Geen de onkunde ons ontnam;
Zij zingen 't die met God verkeeren,
Gekocht door 't bloed van 't Lam.
IV.
Nu zullen bergen vrede draagen,
Doch met gerechtigheid:
Daar recht en waarheid, vette laagen,
Ten steun der wortels spreidt.
Daar JESUS als een zon, zijn straalen
In zuiv're gronden zendt;
En 's Geestes regen neêr doet daalen,
Die 't zalig werk volendt.
V.
Hoe zou de hemelliefde leeven,
Van 't waar geloove ontbloot?
Geen Zedekunst heeft groene dreeven,
Maar ademt ons de dood:
Ten zij de Heiland, zijn verzoening,
Ons schenke, en zijnen zin.
Daar vindt het Godlijk recht voldoening;
Daar bloeit de hemelmin.
| |
[pagina 142]
| |
VI.
Doch vrucht van waarheid moet verdwijnen,
Daar koude is in 't gemoed.
De Liefdezon moet haar beschijnen,
En geeven warmte en gloed.
De dauw zal zijne kragt verliezen,
Op 't Euangeliezaad;
De milde regen gansch bevriezen,
Waar wrevel heerscht en haat.
VII.
Wie zou de Liefde dan verachten,
En met een stugge ziel,
Op waarheid eenen zegen wachten,
Daar hem de Liefde ontviel?
Wie zou zijn' broeder schuldig maaken,
Om 't een of 't ander woord?
Wie zou daarom in onmin raaken,
Die broederliefde stoort?
VII.
Neen! Liefde vormt de Christenzeden;
Leidt ons naar 't Vaderland:
Liefst wijze met de waarheid treeden;
Daar gaatze hand aan hand.
Door Liefde moet de Waarheid groeien,
In 's Vaders grooten Zoon!
De Waarheid doet de Liefde bloeien,
Het wit van Gods geboôn.
|
|