Kanaân buigt zich voor Hem nêcr;
Hel en dood neemt Hij gevangen.
Halelujah, zing heur schâ,
Zing Gods heil, Bethania.
'k Hoor geen wreede wolven huilen,
Golgotha heeft uitgewoed.
Golgotha zal Hij vol moed,
Voor 't olijfgebergt verruilen.
Zing Gods heil, Bethania.
Hoor hoe schat'ren rots en duinen:
‘JESUS is 't die 't al regeert,
JESUS die de Hel trotseert’!
Zingt met Akra, Sions kruinen!
'k Zal dan ook mijn' Koning zingen,
Die zoo wijd zijn' grenspaal zet.
'k Zal door 't goud der veldtrompet,
Tot zijn' roem deez' toonen wringen:
| |
Levensvorst, ai laat tog boven,
Waar Gij zijt mijn leven zijn;
Laat geen glans, hoe schoon hij schijn',
In mijn oog Uw' glans verdooven.
Zingt dan vrolijk Englenschaaren;
Zing dan vrolijk Slons volk,
Steroog op geen bruine wolk.
JESUS is om hoog gevaaren;
|
-
voetnoot*
-
Halelujah enz.] De beide laatste regels van ieder zangvers in dit Lied, dat te vooren gedrukt is geweest, zijn veranderd om 't woord Halelujah: waar in naar 't Hebreeuwsch, en 't aloud gebruik in de Peans bij de Grieken (Zie Dickinson Delph. Phoeniciz. Cap. VI. pag. 50 en 51.) de toon niet valt op de tweede lettergreepe LE; maar op de derde LU. Men moet niet Halelujah zeggen, gelijk gewoonlijk geschiedt, maar Halelujah.
-
voetnoot†
-
Zing hem met Bethania] Dat JESUS in, of digt bij Bethania ten hemel gevaaren zip, is uit Luk. XXIV:50, onwederspreekelijk. Hedendaags wordt de plaats zijner hemelvaart, vrij wat ten noorden van Bethania aangeweezen. Zie de schoone kaart van Jerusalems omtrek bij R. Pococke Description of the East, Vol. II. P. 1. L. 1. C. II. p. 7. daar de Kapel der hemelvaart, een derde van een uur gaans, ten noorden van Simon des melaatschen en Lazarus huis in Bethanië, gelegen, wordt geplaatst. Men behoeft echter, daarom die oude overlevering niet van valsheid te beschuldigen, gelijk J. Korte doet, Reise 2 Buch, 9 Cap. pag. 165-173. (i) Voor eerst verwerp ik niet gaarn die overleveringen, nopens de plaatsen der H. Schrift, en de gebeurtenissen daar voorgevallen; zoo ze niet vlak tegen zich zelve, of tegen de H. Schrift inloopen. (ii) Ten tweeden, is het ook ten eenemaale onwaarschijnlijk, dat 's Heilands Apostelen en Discipelen, honderd en twintig sterk, van welke verscheidenen in Bethanië woonden, en die er allen zeer bekend waren, of zelve in de waare plaats van 's Heilands hemelvaart zouden gedwaald hebben: of zoo ze daar in niet konden dwaalen, en dus de echte plaats van JESUS hemelvaart door zoo veel menschen alomme in Palestine is bekend geworden; dat het geheugen daar van zoo schielijk zou verlooren, of de aanwijzing van de plaats, met voordacht, zonder de minste reden zou vervalscht zijn. (iii) Eindelijk, Lukas zelf bevestigt die overlevering in 't verhaal, dat hij wijdloopiger van de Hemelvaart geest in zijn tweede boek Hand. I:12. Toen keerden zij wederom naar Jerusalem van den berg die genoemt wordt de OlijfGerg, welke is nabij Jerusalem, liggende van daar een Sabbathsreize. De Heilige Schrijver, geeft hier duidelijk genoeg te kennen; ‘dat Christus
van den OLIJFBERG is ten hemel gevaaren, en wel van die PLAATS des Olijfbergs welke EEN SABBATHSREIZE, d.i. vijf stadiën van Jerusalem lag’: walt waar toe anders die aanteekening? Verg Joseph. Ant. L. XX. C. VIII. §. 6 p. 972. Ed. Hav. Nu ligt de Kapel der hemelvaart, juist vijf of zes stadiën van Jerusalem af, gelijkze in de kaart van Pococke geteekend staat. Maar Bethanië lag van Jerusalem vijftien stadiën Joh. XI:18. Kan men dit wel beter vereffenen, dan door te stellen, dat Bethanië wijd verspreid hebbe gelegen (gelijk wij in ons land vlekken hebben die een half, en sommige die een heel uur gaans lang zijn) zoo dat de afgelegendste huizen naar het Noorden of Noordwesten, waarlijk lagen omtrent de plaats van waar Christus is ten hemel gevaaren, en de verste huizen naar het Zuiden of Zuidoosten, geweest zijn die van Simon den Melaatschen, Lazarus, Maria, en Martha, welke daar nog huiden op den dag worden aangeweezen. Altoos de vertaling die Korte geeft van Hand. I:12. Toen keerden zij wederom naar Jerusalem ἀπὸ ὄζουϛ OVER DEN BERG enz. is mislijk, en komt in 't geheel met het Grieksch niet over een. Ook voldoet mij de reden, die hij geest van de dwaaling omtrent de echte plaats van Christus hemelvaart, namelijk het Bijgeloof der Roomsche Kerk, niet het allerminst. Want wat doet het Bijgeloof der Roomsche Kerk, tot die echte of onechte plaats? Wat reden was er, om de Kapel der hemelvaart meer op de eene, dan op de andere plaatse te stichten? Was het Bijgeloof meer gebonden aan de onechte, dan aan de echte plaatse? Elk ziet, denk ik, klaarlijk de zwakheid van zulk een wijze van gevolgtrekken.
|