Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina LI] [p. LI] Op het derde deel der Stichtelijke gezangen van den weleerwaardigen heere Rutger Schutte, Leeraar te Amsteldam. Dat and're kunsten vrij op haaren oorsprong roemen; 't Muziek dooft al dien lof: Dat moet men hemelvreugd, der Eug'len vinding noemen: Hun blij gejuich klonk reeds door't schitt'rend starrenhof, Eer Jubal 't spel der snaaren leerde. Toen God dees wonderkloot uit woeste stof bootseerde, Die grondde in 't luchtgewelf, en in zijn poolen drong, 't Was Hemelvolk, dat toen den lof der Godheid zong. Maar heeft die edl'e kunst heur waarde en roem verlooren, Sind snoodaarts deeze gaaf, Tot koest'ring van hunn' lust en dartelheid verkooren? O neen! ze is, hoe onteerd van menig zondenslaaf, Der Eng'len eer en vreugd gebleven. Laat hier van Ephrata doorluchte blijken geeven. Hoe streelt het citherspel der Serafijnen oor! Van't Bruiloftslied des Lams weêrgalmt het Hemelchoor. Hoe dikwerf zang en spel het Opperwezen hoonen, 't Verdooft den ijver niet In 't God verliefd gemoed, het welk op blijde toonen Gewijdde zangen deunt, en Jezus hulde biedt. Dus mogen wij met de Eng'len deelen In dat verheven werk. O zang! O zalig speelen! [pagina LII] [p. LII] Als God de psalmen geeft, en 't hart ten hemel rijst, Terwijl 't met diep ontzag de hoogste Goedheid prijst. Wiens geest is dan zoo laag, dat hij verheven zangen Aan 's Hemels eer gewijd, Daar minnaars van de kunsten godvrucht naar verlangen, Voor beuzelingen schat, of hunnen lof benijdt? Wij roemen zulke reine klanken, Wij wenschen's Homels gunst en 's Dichters vlijt te danken. O zalig tijdverdrijf! daar zich de ziel verheugt, In 't geen haar tevens wekt tot heiligheid en deugd. Op welk een' trap van eer zien wij de kunst verheffen, Tot roem der Amstelstad, Daar SCHUTTE, rijk begaafd in hemeltoon te treffen, Ons weêr zoo duur verplicht, met zulk een' rijken schat Van lied'ren die de ziel bekooren! Hier kan de zanglust keur van Feestgezangen hooren. Het Bondmaal kweekt in 't hart een' ed'len liefdegloed, Ja ieder lied geeft vreugd en zegen voor 't gemoed. Och! dat nu de Italjaan, wiens toonen ons verrukken, Op SCHUTTES loflijk spoor, Tot roem van Gods genâ de snaaren leerde drukken; Klonk 't Godlijk liefdelied geheel de waereld door; Mogt SCHUTTES blij en heilig zingen, Het hart met zagt geweld tot Jezus liefde dwingen, Terwijl het 's Heeren volk vervrolijkt en bestiert: Dan wierd de kunst op nieuw met eer en glans versierd. C. BORWINKEL. Vorige Volgende