Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 3(1765)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XLIV] [p. XLIV] Op het derde deel der Stichtelijke gezangen van den weleerwaardigen heere. Rutger Schutte, Waardigen Leeraar in Gods Kerke te Amsteldam. Wien 't met mij lust der Almachte op haar' troon, In 't zalig bloed van Gods gezalfden Zoon Gezielevaagd, op onnavolgb'ren toon Een nimmereindend lied te zingen; Terwijl Hij reeds verlangt naar 't oogenblik, Om los van de aarde en sterkgespannen strik Der zonde, na den laatsten ademsnik Te huizen met de Hemellingen: Die keere al vroeg van deze wanklende aard' Zijn hart, zijn lust, zijn neiging hemelwaard, En vliege om hoog met onbeperkte vaart, Op vlerken van gekuischte zeden; Om eer hem noch de stromp'lende ouderdom 't Verstand bedwelmt, de leden stijf en krom, En 't spreekend lid gantsch spraakloos maakt en stom, Zijn God te prijzen hier beneden. [pagina XLV] [p. XLV] Die schuw' vooral de wulpsche dartelheid, Dat dood'lijk net, door 's Duivels list gebreid, Om, in den schijn van hoflijk kunstbeleid, Een reeks van zielen op te vangen. Die schuw' met een dat tuchtloos Baal-muzijk, 't Geen thans helaas! de ziel van 't Christenrijk, Aan 't heidendom maar al te veel gelijk, In slaap zingt door zijn tooverzangen. Of vindt hij smaak in Italjaanschen trant', Ervaarner kunst', dan die van Nederland; Die huw' zijn kunst aan Godsvruchte en verstand, De beste stof aan de eêste wijzen. Dat is die kunst, die Schutte u leeren zal, Daar hij U weêr Jehovah, 't eenig Al, In zangen, zagt en zoet als hemelval, Op zulk een' trant wil leeren prijzen. Hij zingt u reeds ten derde male voor. Ai leen, o jeugd! leen Hem uw hart en oor. Dat 's keur van zang, die past aan 't Christen-choor, Die past zelfs aan de hemelreien. Heb driewerf dank, Godvruchtig harpenaar! Gij weet mijn' Geest, op 't klinken van Uw snaar, (In zulk vermaak steekt ondeugd noch gevaar) Tot voor den troon van 't Lam te leîen. U schenkt Gods kerk heur liefdebeê ten loon, En plaatst uw harp naast Davids harp en toon. U spelt Gods gunst eene onverwelkte kroon, [pagina XLVI] [p. XLVI] In 't eeuwigjuichend hemelleven. Die eerekroon zij nochthans niet dan laat, (Daar 't Priesterwerk U noch zoo heerlijk staat, 't Zij ge ons, o Schutte! in onrijm sticht of maat) U op de zilvren kruin gegeven! Neen, blijf noch lang aan 't wimpelvoerend IJ, Het zalig volk van Jezus erfvoogdij' Ten trooste en gidze, in 's waerelds woestenij: Zoo leer' het vast die hemelklanken, Waarmeê en Gij, en elk die Goël vreest, In 't staatlijk wit ter zaalge Bruiloftsfeest', Bij God gevoerd, den Vader, Zoon, en Geest, Vereeren zult en eeuwig danken. IJzendoorn bij Thiel den 6den der Hooimaande 1764. IZAAK VAN NUIJSSENBURG. Kerkleeraar te IJzendoorn. Vorige Volgende