Stichtelijke gezangen, op de beste Italiaansche, en eenige in dien smaak nieuwgemaakte zangwyzen; by verscheidene gelegenheden gedicht. Deel 1
(1762)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Zingenslust.Zangw: Si ride amore. Canz. XVI.
| |
[pagina 68]
| |
III.
'k Zing van geen schatten;
Die 't hart niet vatten,
Nog houden kan,
Maar 't uit doen spatten.
'k Zing goud, nog kleeden:
Dit bindt beneden,
Ons hart en leden;
't Is Achans banGa naar voetnoot*.
IV.
'k Zing van geen trekken;
Wier schoon kan strekken,
Daar 't leeft en speelt,
Om vlam te wekken.
'k Zing van geen pryzen,
Nog eerbewyzen;
Hoe hoog ze ryzen,
Van 't stof bedeeld.
V.
'k Zing van geen troonen,
Geen schepters, kroonen,
Nog ruim gebied,
Nog heldenzoonen.
Geen sterke spieren,
Geen ryksbestieren,
Geen krygslaurieren,
Verheft myn lied.
| |
[pagina 69]
| |
VI.
Laat waereldlingen,
Van de aarde zingen;
Ik vlugt om hoog,
Door 's hemels kringen.
Het heilbeseffen;
Doet toonen treffen,
Die God verheffen,
Op wien ik oog.
VII
'k Zing JESUS wonden,
'k Zing vaste gronden,
Van heil en deugd;
Aan Hem verbonden.
'k Zing hemelklanken;
God zal ik danken:
Ik voel, de spranken
Van hemelvreugd.
VIII.
Komt spant uw snaaren,
O Eng'lenschaaren;
Gy moet uw' lof
Met d'onzen paaren.
Zingt zaal'ge geesten,
Zingt Gy ontvleeschten;
'k Vier meê, de feesten
Van Salems hof.
|
|