‘Zeg, Ed moet je 't mijne ook weer hebben om over te schrijven?’ vroeg hij.
Kees berustte in zijn lot; hij kon er toch niks aan doen. Hij had hard genoeg gevost, maar hij kon dat beroerde Frans en Duits er niet in krijgen. En van wiskunde ‘snapte hij ook geen laars.’
Och ja, Kees was nu eenmaal geen aanstaande professor.
‘Nou, enfin,’ zei Kees, ‘ze moeten thuis maar blij wezen, dat ik er nou nog maar vier heb. Dat is tenminste drie minder dan de vorige keer! Het is beter, dat ik ze heb dan jij! Bij mij kunnen ze d'r beter tegen en ik zit ook niet in 't vijfde, zoals jij!’
En getroost stapte hij met Eddy en Henk - die 'n prachtrapport had - naar huis.
Griet zag het dadelijk aan Eddy, dat het dit keer alles botertje tot de boom was.
‘Is het in orde?’ vroeg zij belangstellend.
‘O mens, puik! Ze zullen niet weten wat ze zien!’ zei Eddy en holde naar binnen.
En het was waar: mijnheer en mevrouw Lomans wisten niet wat ze zagen.
‘7, 6, 5, 6, 6, 6, - wel jongen, da's prachtig, da's magnifiek!’ riep de heer Lomans vol verbazing uit en mevrouw gaf Eddy op beide wangen 'n zoen.
Daarop greep de heer Lomans naar zijn binnenzak, haalde zijn portefeuille te voorschijn en de bekende vuil-gele kaart verscheen.
Eddy glunderde van plezier.
Toen ging de deur open en... tante Santje stond hijgend op de drempel met Het Dagblad in haar hand.
‘Hoe is 't met Eddy?’ vroeg zij, geheel buiten adem.
‘Met Eddy? Wel, uitstekend!’ lachte de heer Lomans.
‘En hij is gewond?’ hijgde tante Santje.
‘Gewond?’ vroegen mijnheer en mevrouw Lomans tegelijk.
‘'t Staat in de krant!’
‘O, lieve hemel! Wat zal me nou overkomen?’ dacht Eddy en hij keek van de vuil-gele kaart naar tante Santje en van tante Santje weer naar de vuil-gele kaart.
‘In de krant?’ klonk het weer uit twee monden tegelijk.