Voorjaar(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] En wandelt als in stralen.... Vóór dag en dauw, vóór man en maar Staat Kanteklaar reeds kant en klaar in ál zijn gouden pluimen, die hij als kostelijk brokaat schakeert en lustig vallen laat langs-af zijn lijf en luimen. En met zijn gele laarzen ân, stapt hij gelijk een edelman de open wereld binnen, en stoot meteen - met één gerek- ten schal en schater - van den rek zijn droom-bedronken hinnen. En 't stuift alwaar het stuiven wil, voor zijnen souvereinen gril, van vleugels en van veeren; tot hij, ten Oosten zich gewend, zijn kakelbonte kakelbend' gedwee laat gaan spaceeren. [pagina 25] [p. 25] En luid en luider, onverlet steekt hij de in vuur en vlam gezet - te krijgstrompet ter zonne en zwicht noch zwijgt, tot - barst op barst - het Oosten stralend openbarst.... en jucht nog overwonnen! Dán krijgt hij recht zijn sporen aan en dubbel om den hals gedaan een krans van bloedkoralen, en draag den gouden zonnelach gelijk een koning door den dag.... en wandelt als in stralen. Vorige Volgende