Sterren en dauw(1935)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Het zoet gedenken 'k Dacht aan Maria in haar huis daarboven, Daar... boven al die sterren, boven mij En boven al die menschen droef en blij, Die droef en blij in Haar een Moeder loven. Ik heb U lief - en zonder tusschenpoozen Sprak ik Maria aan: ik heb U lief, Zooals een bloem de zon, heb ik U lief, Zooals een bij een zoete bloem, een roze. ‘Ik heb U lief,’ want niemand bracht Maria Zóó trouw de bloemen van zijn groot geluk En brak zóó trouw zijn stouten hartstocht stuk Voor uwen wil, o, Reinste - o, Maria ‘Ik heb U lief!’ zooals de klok haar toren Waarin zij slag voor slag haar hart leeg telt, Zooals het blanke lam het groene veld, Zooals de korenbloem het kostbaar koren. ‘Ik heb U lief!’ en vraag niet naar de reden; Ik sprak: gij leeft zoo hoog en bad haar: kom! Een stem bij mij, in mij, zei zacht: waarom, Was ik niet bij U, gisteren en heden...? Een groote bloem ging eensklaps in mij open, Toen sloeg - zoo klaar geen nachtegaal kan slaan - Een vogel in mijn keel een lofzang aan... En ben ik schreiend naar mijn bed geloopen. Vorige Volgende