Nis en nimbus(1933)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] De visscher. Nog eens bij 't kraaien van den haan - wilt mij die gunst verleenen - wil ik mijn handen voor mijn oogen slaan en diep mijn schuld beweenen; en dan voor altijd en voor goed moet gij aan 't kruis mij hechten zooals men aas aan den angel doet: want ik ben visscher, knechten; - zoo word ik visscher: aas en list, die nimmer meer zal missen, om, dieper dan hij zelve vischt, den Goeden Visch te visschen. [pagina 34] [p. 34] Vorige Volgende