Nis en nimbus(1933)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Sinte Agnes. Sinte Agnes als een lam wit en klein is huiverend de feestzaal binnengetreden: klom ooit zòò argeloos eene bede klein en wit tot voor Gods aanschijn als nu deze, - waarom het in de hemel feest zou wezen? O haar klein, bedroefd en hulpeloos staan midden de lichtende witte kringen, dàn haar vreemd en aarzelend opwaarts gaan en het zilveren, verwonderde zingen der legioenen die haar gadeslaan:..... Agnes! - nog is haar bloed niet van haar hals gedaan, nòg dragen haar oogen de groote droeve kringen om de heiligschennende, schrijnende dingen, die haar zijn aangedaan;..... zij is langzaam, turend, tot vlak bij God gegaan: En de Drie aan het einde der schoone zaal zijn ruischend, tegelijk van hun tronen gerezen en zich buigende over dit teedere leven hebben zij Agnes een palm gegeven en een plaats aan het bruiloftsmaal; - .............. later, het feest was niet verstreken, nog ruischten de hemelen van haar lof, vond de Vader en de Geest in den hof, aan den bloemigen zoom der kristallen beken: Agnes spelende met het Lam. [pagina 26] [p. 26] Vorige Volgende