Nis en nimbus(1933)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Sint Jan. Neen, niet het teeder en langlokkig wonder van vrouwelijke man: maar deze glorieuze Jan, die op zijn tijd een zoon is van de donder en als een hemelsche dragonder de gloeiend-witte paarden der extasen rijdt; - ..................... die naar het grensland van zijn leven, een grondelooze gier, met storm en winden meegedreven, gekluisterd aan een pier, nu schreeuwend dan weer smeekend klapwiekend en schier brekend, met klauwen in de rots de grillige arabesken van zijn radeloozen honger teekent naar het aanschijn Gods. [pagina 24] [p. 24] Vorige Volgende