Nis en nimbus(1933)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] STALPAERT VAN DER WIELE DANKBAAR, IN ZINGENDE VROOMHEID [pagina 8] [p. 8] [pagina 9] [p. 9] Adam. I Tusschen woekerplanten en nachtschade, Een donkere gestalte aan den horizont, Staat Adam, tegen avond, op zijn spade En proeft voor 't eerst de aarde van zijn mond. II En ziet de vrouw, die zwaar en blond, In een gewaad van vijgenbladen, Kreunend de armen strekt naar een genade Die zij ten halve niet verstond. III Besef en zorg, arbeid en zure wind Hebben hun aanschijn ruw versneden; Maar van hun beider ziel en leden Bloeit tusschen beiden nu de bloem: het kind. Ze lachen stil en droef en hebben vrede. [pagina 10] [p. 10] Vorige Volgende