eenmaal een mier en een krekel een krekel en op het domein van de ene liggen voor de andere uiteraard de nodige voetangels en klemmen. Verstandelijk gesproken zou dit ons reeds moeten weerhouden. Maar goed: de handschoen, die gij u niet ontzien hebt mij in het gezicht te slingeren, neem ik op. Afgezien nog van het feit, dat uw verwaandheid slechts op een, zij het ook beroemde, fabel berust en gij, mieren, u al te lichtvaardig beroept op een dichter, die u, omdat hij toevallig zó gemutst was, een pluim heeft opgestoken, vind ik het geenszins uitgesloten, dat een andere dichter, dat een man als Pater Schreurs bijvoorbeeld, het nog eens in zijn hoofd krijgt jullie schraperigheid even bitter en op niet minder dichterlijke wijze te hekelen dan die La Fontaine-van-jullie het onze zorgeloosheid gedaan heeft. Dat niemand het nog deed, blijft voor ons, krekels, immers een van die raadsels waar de geschiedenis vol van is! Waarmee ik maar zeggen wil, dat jullie niet zo hoog van de toren moesten blazen. Overigens lopen onze gedachten op geen enkel punt parallel en staan onze levensopvattingen diametraal tegenover elkander. Handhaven jullie je in stomme arbeidzaamheid zoals wij, van onze schepping af het, n'en déplaise La Fontaine, doen in onbekommerde jubilatie. Ik heb gezegd!
Intussen was er tóch nog een nieuwsgierige kwartel in het net van de vogelaar geraakt, maar met gebroken nek. En toen deze, na enig kiezen en keuren, de onfortuinlijke vogel om een onnaspeurbare reden wegwierp, waren er geen tien tellen nodig om heel de mierenhoop in beweging te brengen en bleven er spoedig van de kwartel slechts veren en botten over. En terwijl deze ravage zich onder haar ogen afspeelde