zegt dat nog niet: uit uw hart. Kom, laat ons gaan! En zo deden zij: de bedelaar, scheppend aan zijn wereld en haar voltooiend en de reiziger met de kin op de borst. Nu en dan echter zwollen hem de vuisten van toorn, maar telkens als hij gereed was de stok over de bedelaar te leggen, die hij nu voor een dief of een tovenaar hield, zag deze hem even aan en zakte zijn woede weer.
Nog tien schreden, zei op zeker ogenblik zijn gezel, en het ademen zal u lichter vallen.
En waarachtig, tien stappen verder vond de reiziger het zegelstuk reeds weer op zijn plaats en, alhoewel hij in de bedelaar nog altijd de bedrieger zag, was hij niettemin over het wedervinden zozeer in zijn hart verrukt dat hij hem broederlijk de arm weer om de schouder lei en zij neuriënd samen hun weg vervolgden.
Bij een plaats gekomen waar het marktdag was en zeer druk, sprong de schepper der wereld plotseling voor een herberg op een tafel; en vóór dat de reiziger er zich rekenschap van had kunnen geven wat zijn gezel bezielde, begon deze over een duizendkoppige menigte zo hard in een denkbeeldige horen te blazen dat zijn aderen ervan zwollen en de menigte naar hartelust begon te lachen.
Dan riep hij tegen de mensen dat hun dag was aangebroken, want dat de schepper der wereld, ook al herkenden zij hem nog niet, onder hen verschenen was en dat hij de aarde onder hen ging verdelen. Wie dus een koninkrijk wenste had het maar te zeggen, moedigde hij de menigte aan; en alles voor een appel en een ei!
Natuurlijk lieten de toehoorders zich dat geen twee-