Kleine liederen van dood en leven(1938)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] [Als ik de kleine huizen binnentreed] Als ik de kleine huizen binnentreed Waar, naast hun graven, al die menschen wonen, Komen mij ouders, kinderen en zonen Soms tegemoet, elk met zijn eigen leed, Dat zij mij zwijgend en misprijzend toonen Als wonden, versch als bloemen, onder 't kleed; En ik die u, God, kan nòch wil verschoonen, Daar uwe gronden diep en goed zijn, weet Dat dezen óók uw zusters zijn en zonen En dat gij, God, geen enkele traan vergeet... Want om hun hoofden groeien reeds de kronen Maar voor hun hoofden zijn zij nog te breed. Vorige Volgende