Kleine liederen van dood en leven(1938)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] [Zóó ver weet God een hart te ontvoeren] Zóó ver weet God een hart te ontvoeren Aan zijn bestemming en zijn droom, Dat ik den roerdomp nog der moeren Hoor roepen in een hollen boom. Hijzelf heeft mij deez' woon verkozen Die gracielijk elk lot bestiert En met een rank vol wilde rozen Mijn uitzicht op den hemel siert. Een edelhert likt mijne handen En leeft met mij als een gebuur; Ontbonden en opnieuw in banden Word ik verteerd door een nieuw vuur: De dwaaste, God, van uw vazallen Heeft aan uw wijsheid zich vergaapt; Mijn harnas is mij afgevallen En ligt daar als een man die slaapt. Vorige Volgende