Kleine liederen van dood en leven(1938)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] [Een mensch moet aan zijn zwakheid wennen] Een mensch moet aan zijn zwakheid wennen Eer hij zich aan de ruimte lescht: Een vogel voor hij op zijn pennen De hemelruimten gaat verkennen Beproeft zijn kracht eerst rond het nest; En ruischend in ál ruimer kringen En verder steeds van zijn begin, Vliegt hij: een aldoor stouter zingen - Den eindeloozen hemel in. God blaast de barken van zijn lippen En speelt met de dolfijnen van de zee; Maar wie zijn hand, o Jonas, wil ontglippen Die haalt hij met de haren naar de zee; En na drie dagen braakt een waterdier En spuwt den onverteerbren passagier Weer in Gods hand bij Ninivé. Vorige Volgende