Eiland der eenzamen (gevangenisgedichten 1943-1944)(1946)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Het zeegeruisch 't GERUISCH der zee, gelijk een bosch vol wind, Heeft me als het nacht werd dikwijls meegevoerd Van 't harde bed, waaraan mijn lijf gevloerd Den hekel kende van 't verwende kind Naar kamers waar men samen was bij weeld' Van warmte, lamp en spijs en waar tot slot - De handen samen voor den sterken God Terwijl de slaapwind 't goede huis omspeelt - De nacht nog werd geprezen om den dag. Hoe schrijnend dan, wanneer ik uit dien waan Weer te beseffen kwam: mijn kwaad bestaan; De nood; de nacht; het stroo waarop ik lag; De vele slapers rond me en 't doodsgebaar Dat naar hen tastte, raadselig en blind.... En 't zeegeruisch? o, ieder bosch vol wind En elke boom ontvoert mij nù naar daar! Vorige Volgende