In diepen eerbied en trouwe aanhankelijkheid draagt de schrijver van ‘Eiland der Eenzamen’ dezen bundel gedichten op aan U, Majesteit, Koningin en Moeder van het uit bloed en tranen herboren Vaderland.
[pagina 7]
[p. 7]
‘De vangh'nis die ons praemt is maar een spinnewebbe.
Justus DE HARDUYN
[pagina 9]
[p. 9]
De Cel
I
't IS 738 en mijn zesde cel
In achtereen drie huizen van bewaring
Vol bittere ontfermingen, maar 't gaat mij wel
Die rijk allengs aan velerlei ervaring -
Aan honger, eenzaamheid en 't vechten voor mijn vel -
De wisheid won dat, op zijn tijd en wijze
En door den weerstand ook van zijn geringsten knecht,
Het uur zal slaan der zegepraal van 't Recht
En 't lieve Vaderland zal uit zijn nood herrijzen;
Dat God mijn geest met deze hoop blijv' spijzen!
II
Een meter tachtig breed, drie meter zestig lang
Is heel de levensruimte die me is toegemeten;
Maar hoeveel anderen hebben hier hun smart verbeten
En op dit smal perron in druk en drang
Hun uur verbeid, hun doodsnood uitgezeten?
Dit houd', mijn ziel, uw vleugels in bedwang
En leer' u zusterlijk met kribbe en kübelton
Deez' gramme stilte deelen en deez' geele najaarszon.