De bloeiende wijnstok(1924)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Welkom Vreemdeling Zit neer, o vreemdeling, van welke kant of kust; Indien ge op òns gebed recht hartelijk zegt: ‘Amen’ - Wees, broeder gij voortaan, met broeders hier te samen - Zit neer dan, vreemdeling, en neem bij ons Uw rust! Aan d' avond van uw leven in een donker woud, Beving uw kreet om licht des Eeuwigen clementie En plots, als lager ster, loech U een lampje goud Gods eigen glimlach toe en teederste intentie - Wij vragen naar uw naam nòch uw verleden daden, Maar dat, door ootmoed Gij herboren, vreemd aan trots, Vast, één met ons ter Bron van levende genaden, De vrede weten zoudt der ware kind'ren Gods! [pagina 58] [p. 58] Zit nèèr dan, vreemdeling, wij hebben Drank en Spijs; Vol zilvren schalen staan hier zuivere credensen. En plaats is daar altoos voor onze broeder-menschen: Een blank heil is ons huis na levenslange reis! In broederlijk gesprek dan stondenlang vereend, Lees uit de oude bijbel ons van uw wijs leven, Wat daar, in bloedige charakters, heeft geschreven, Het leed, van wie zóó trouw om waarheid heeft geweend. En levend in het Licht, dat schemer kent nòch schaûw, Gebogen over 't Blad van Jesus' Evangelie, Ontvouw' allengs te zonne, àl parelend van dauw, Een prille, kuische kelk uw passielooze lelie. Vorige Volgende