handen van de gaatjesprikker waren gemasseerd.
Wij hebben altijd moeite gehad de veters in die schoenen te krijgen. Men zegt dat de perforateur van zijn vrouw gescheiden is. Een knap psychiater zal onmiddellijk begrijpen dat het een met het ander samenhangt. Waarschijnlijk hadden beiden een te grote zuurstofbinding.
Het versleten stikwerk van onze schoenen kostte 2 gulden. Dit is te wijten geweest aan een epidemie onder de stiksters. In die tijd was trouwens de machine-olieprijs opgelopen als gevolg van de netelige toestand in Egypte waar de directeur van de fabriek een dochter had wonen. Daarbij komt dat de schoenen in het voorjaar werden geproduceerd, een tijd waarin de grieperige stiksters in hun gezonde uren veel vreeën en onrustig waren. Een van hen werd zelfs voortijdig ontmaagd en het was de bedrijfsleider bekend dat zij onnauwkeurig werkte. Alle stiksters werden het jaar daarop door echte machines vervangen, hetgeen het bedrijf gunstig beïnvloed heeft, niet onze schoenen.
En nu het leer.
Een kalf dat verdronk tijdens de watersnood leverde het leer voor onze schoenen. Zijn huid werd voor een prikje ingekocht. Het was een gezond, sullig kalf, dat best gras vrat en soms in de zon door zijn knieën zakte. Hij verdronk met veertien koeien in anderhalf meter hoog water. De eigenaar geloofde dat God hem zou redden en verdronk zelf ook. Veel boeren deden dat. De minder gelovigen kwamen er beter af, want zij redden wonder boven wonder zich zelf. Maar het kalf deed niets en verdronk met de veertien koeien. Een neef van de eigenaar verkocht zijn huid maar werd van verdriet niets rijker. Maar de fabriek kon de verdronken vellen goed verwerken. Zo kwam het stukje kalfsleer van onze schoenen op 15 cent. De fabrikant besloot de schoenen van verdronken vee goedkoper van de hand te