Republiek van vrije burgers
(2008)–H.J. Schoo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 315]
| |
Kamer met uitzichtGa naar voetnoot*Onverhoeds ben ik in het lumc beland, het Leids Universitair Medisch Centrum. Vanuit de trein gezien ligt het er altijd wat desolaat bij, op een koopje neergezet, niet voor ‘de mooi’. Van binnen naar buiten kijkend, zoals ik nu doe, is het andere koek. Niet dat het gebouw plotseling aardig wordt - met de beste wil van de wereld niet. Wel zie je nu plotseling de onvermoede kleine pracht van een ‘luchttuin’. Kijkgroen, want er is niemand te bekennen. Het mooiste is het uitzicht. Ik kijk naar het zuidoosten. De vreugde van het uitzicht op de duinen heb ik nog te goed. In de verte - nou ja - zie ik de skyline van Rotterdam, op armlengte ook die van Den Haag. Binnen de kortste keren ben je de sidewalk superintendent, zoals de Amerikanen het noemen, van de halve Randstad. Stoepopzichter, tevens beste stuurman aan de wal. Hé, wat staat daar toch? Rijden de treinen trouwens wel op tijd, het boemeltje naar Den Haag Centraal en die snelle jongen naar Hollands Spoor? De Thalys zoeft arrogant voorbij; hij verwaardigt zich niet om in het ‘onbeduidende’ Leiden te stoppen. Gisterochtend en -avond waren er nog gierzwaluwen aan de hemel: onhoorbaar, want geen enkel geluid van bui- | |
[pagina 316]
| |
ten dringt in mijn kamertje door. Ook de treinen passeren in de ‘stilte’ die wordt bezet door het gezoem van de luchtbehandelingsinstallatie. Iemand liet het ventilatierooster afplakken om verlost te zijn van een ijzige luchtstroom. Wil ik iets veranderen? Het papier weg, waardoor het misschien stiller wordt? Ik heb besloten alles te nemen zoals het is. Radio 1 stoort, zodat ik verstoken ben van radionieuws. Moet ik op de bel drukken en vragen of er iets aan te doen is? Een ander toestel, repareren? Ach nee, het nieuws bestaat toch maar uit die al het andere overwoekerende Tour de France. Maar belangrijker is dat je iets vraagt wat dit type organisatie, hoe voortreffelijk ook, niet goed aankan. Eergisteren vulde ik maaltijdbriefjes in: ontbijt, een broodmaaltijd, avondeten. Keurig allemaal. En vegetarisch, en multiple choice: bouwstenen waarmee je je eigen diner samenstelt. Maar gisteren kwam ik erachter dat wat ik toen aankruiste, pas voor vandaag is bestemd. Eerder lukt kennelijk niet. Is de keuken soms geoutsourcet, misschien wel naar Noord-Duitsland? Zulke dingen gebeuren. Hoe dan ook, het avondeten is uitstekend. Daarom wil ik graag geloven dat het lumc gewoon nog een goede instellingskeuken heeft. Mobieltjes, het stond in de krant, zijn steeds vaker toegestaan in ziekenhuizen. Het argument voor een verbod was altijd dat ze konden interfereren met gevoelige medische apparatuur. Dat blijkt niet langer geldig, als het dat ooit al was. Toch zijn mobieltjes hier verboden. Men wil al dat gebel, overal en altijd, gewoon niet. Maar er worden oogjes dichtgeknepen, tot ergernis van de preciezen. Iedereen is heel lief en zorgzaam. Toch valt op dat de puntjes soms pinnig op de i gaan. De tijdstippen waarop je | |
[pagina 317]
| |
al tien jaar je medicijnen inneemt, deugen opeens niet - al zegt een ander weer: lekker zo laten. Geen kruisjes gebruiken op de maaltijdformulieren, het moeten streepjes zijn! Voor wie bestaat dit soort ‘bureaucratie’ eigenlijk? Is het om de passant, de buitenstaander, zijn positie in te wrijven en mores te leren? Zo'n initiatierite speelt vast een rol, een inburgeringscursus waarin ‘gelijkheid’ voorop staat. Gelijke monniken, gelijke kappen is tenslotte de wapenspreuk van de Nederlandse gezondheidszorg. Niemand beeldt zich hier iets in. De kleine ‘bureaucratische’ preoccupaties hebben ook met gelijkheid te maken, althans met de geringe machtsverschillen tussen de meeste werkenden in de gezondheidszorg. Waar geringe machtsverschillen zijn, is regelzucht - niemand op de werkvloer kan immers zijn zin doordrijven en dingen simpelweg naar zijn hand zetten. Regels bloeien in een egalitaire omgeving. Alleen iemand met een uitzonderlijk hoge status - eigenlijk anathema in een republiek van gelijken - kan daar doorheen breken. In het academisch ziekenhuis is dat de professor. Met het toverstafje van zijn aanzien bedingt hij uitzonderingen en overwint hij bureaucratische obstakels. De professor is er niet, kreeg ik te horen toen ik mij hier woensdag meldde. Dat bleek reuze mee te vallen. Vanaf zijn verschijning open den zich zeeën en liepen we over water. In een ‘ideaal’ systeem hoort zulks niet, personen die alle verschil van de wereld maken. Maar geen systeem is ideaal, en dan is dat statusverschil een heel nuttige hefboom. De liefde tot de bureaucratie is niemand aangeboren. Eerder denken we van meet af aan dat we zo bijzonder zijn dat voor ons een uitzondering moet gelden. De bureaucratie is voor de anderen, de ‘goede koning’ voor ons. Maar | |
[pagina 318]
| |
bureaucratie moet, ze is het uitvoerend comité van rechtsstaat en verdelende rechtvaardigheid. Schaf haar af, voer ‘maatwerk’ in en je krijgt willekeur, het recht van de sterkste. Een paar uurtjes, hooguit, dacht ik hier te zijn. Als het tegenzit, worden het wel vier weken. Ik ben dus ‘met ziek’, zoals Jan Cremer dat treffend heeft genoemd. Vanuit mijn kraaiennestje hou ik alles voor u in de gaten. Gierzwaluwen heb ik vandaag, vrijdag, niet meer gezien. Misschien zijn ze wel weer weg, hun seizoen loopt af. Ik zal morgen opnieuw kijken. Horen doe ik ze dit jaar in elk geval niet meer. |
|