lerlaatste alinea, ‘waarin levensstijlen en consumptiegedrag - inclusief het lezen van kranten - hun traditionele sociale, politieke en culturele betekenis lijken te verliezen, wordt de krant feitelijk afgesneden van een van haar levensaders. Het is sterk te betwijfelen of het voedsel dat marketingbureaus aandragen, voldoende substantie bezit om er een beleid voor de toekomst uit te puren.’
Daar sta je dan: van top tot teen geëmancipeerd, deugdelijk geontideologiseerd, stevig geprofessionaliseerd - en dan krijg je dit te horen. Misschien strekt het de jubilaris tot troost dat hij niet de enige is die, eenmaal gearriveerd, met lege handen staat. Mutatits mutandis geldt iets dergelijks voor het weekblad waarin deze regels verschijnen en voor Het Parool. Bevrijding is een mooi streven, in het leven, de politiek, de journalistiek, maar we verliezen meer dan onze ketenen. Wat eveneens verdwijnt is het ideële cement dat een (journalistieke) gemeenschap cohesie verschaft. Je kunt je als medium tot nieuwsgierig, levendig en ongebonden uitroepen, maar waar gaat onze ‘nieuwsgierigheid’ dan wel naar uit, met welke ogen kijken we naar de werkelijkheid? Nieuwsgierigheid, levendigheid, ongebondenheid zijn nietszeggende categorieën. Anders dan de oude ideologieën leveren zij geen onderscheidend vermogen op. En net als in de politiek leidt het ideologisch vacuüm tot een geweldig gedrang in het centrum, de plek die bijna elk medium om gezonde, commerciële redenen voor zichzelf begeert.
Kranten en tijdschriften zijn geen ‘bazuin’, ‘standaard’ of ‘parool’ meer; hun professionaliteit is toegenomen, hun zeggingskracht niet. Ze worstelen met een ongebondenheid die hen als maatschappelijke en politieke factor irrelevant maakt. Het Parool is ook daarin een voortrekker geweest. De geschiedenis van deze krant is waarlijk tragisch te noemen. Al vroeg ontdeed zij zich van partijpolitieke banden en bereikte zij een hoog niveau van professionaliteit: goed, onderhoudend geschreven, overzichtelijk, vernieuwend. Maar voor wie en waartoe? Met de ontvoogding begon een neergang die van de altijd nog aardige krant een chronische patiënt maakte. ‘Professionaliteit’, een ‘aardige’ krant zijn, blijkt een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde voor een bloeiend bestaan.