beschouwt, althans niet als het gevolg van zijn niesbui. Dit laatste is immers onbevattelijk. Maar heeft hij gelijk? Wat de chauffeur niet weet is dat de brug tot zijn binnenste binnen was doorgerot. Hoe dan ook, het rammelt in de keten van oorzaak en gevolg.
Het kan echter op vele manieren rammelen, zoals bij voorbeeld wordt bewezen door de theekraker en de servieskraker waarmee het gezin op de foto tevergeefs tracht het zich naar de zin te maken. Het jongetje schenkt thee in. Gevolg: op het moment dat de straal het kopje bereikt, vult de omringende ruimte zich met klaaglijk gepiep. De ouders eten. Gevolg: op het moment dat zij het mes in het voedsel zetten, steekt er een krakerig stormpje op. De aard van het geluid varieert met de ‘speelmanier’, dat wil zeggen met de schenk- en snijwijze.
Nog vreemder is het gesteld met de blaaskandelaar. Pas als men hard tegen de kaarsen blaast, gloeien er (elektrische) vlammetjes op.
De waarnemer heeft iets van een kerstkonijn. Een jaar lang heeft het dagelijks na het openen van het deurtje van de kooi zijn kop naar buiten gestoken en een jaar lang werd deze handeling met een krop sla beloond. Maar als het de driehonderdvijfenzestigste keer zijn kop naar buiten steekt, voelt het twee wurgende handen om zijn strot.
Het voornaamste verschil tussen enerzijds de chauffeur en het kerstkonijn en anderzijds de bediener van de thee- en servieskraker is dat alleen de laatste zich op een tentoonstelling bevindt en dus tot op zekere hoogte het onverwachte verwacht. Bovendien zijn bestek, borden, kop en theepot met draden verbonden. Toch blijft de verrassing groot. De bezoeker van Het kraakdozenproject van kraakdoosspeler Michel Waisvisz verliest zich in steeds herhaalde experimenten.
De beschreven voorwerpen zou men toegepaste of ge-