Waarde van Lennep
(1993)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermdLonden, 10 november 1835Langzaam begon Van de Linde een plaats in de Engelse maatschappij te veroveren. Hij kreeg vrienden en werd een interessante partij voor families met dochters die aan de man gebracht moesten worden. Van Lennep bleef degene bij wie hij zijn hart uitstortte. In een brief van twaalf kantjes vertelde hij over het reilen en zeilen van de schoolmeester. | |
[pagina 83]
| |
Waardste Vriend, Ik was niet alleen buiten mij zelven van vreugd bij het ontvangen van uwen hoogstaangenamen brief maar de gansche school deelde in mijne verrukking; geen taalfouten geene misslagen in multiplicatie of divisie, geen guitenstreeken met de inktpotten de snuiters of mijn schooljapon werden dien dag bedreven; alles ademde tevredenheid en geluk en gelijk de planeten een bluf slaan met het licht dat zij van onze zon ontfangen, zoo scheenen al mijne jonge kweekelingen zich te koesteren in den gloed der blijdschap die van mijn achtbaar gelaat op den vijfden November afstraalde. Die dag was bovendien, althans de avond, een nationaal feest ter herinnering van de ontdekking der buskruidsamenzwering (gunpowder-plot) gesmeed tegen het parlement en de ministers, gelijk gij u herinneren zult. Elken vijfden Nov. gaat men 's morgens vroeg reeds afbeeldingen van Guy FawkesGa naar eind1 ronddragen langs de straten en naderhand verbranden, terwijl in den avond al de voorsteden | |
[pagina 84]
| |
weergalmen van het geraas door het afsteken van zonnetjens, voetzoekers en vuurwerken van allerlei soort veroorzaakt. De scholen zijn, gelijk gij denken kunt niet nalatig in het bijdragen van haren penning en menigen schoolmeester ontfangt dien avond een ruime belooning voor het misbruik der rotting en roede, in de klappers en voetzoekers die hem door zijne geliefde discipelen naar de scheenen geworpen worden. Dit was nochthands het geval niet met mij, mijne leerlingen beminnen mij allen en weten dat mijne hoogste vreugd bestaat in hen gelukkig te zien en in het bedrag mijner rekening zoo spoedig mogelijk na quarter-day te ontfangen. Ik veroorloofde hen dus voor het verzamelde geld ten bedragen van £ 9.15.0!!! vuurwerken te koopen, of liever ik belastte mijn' ondermeester met den aankoop, en volgens aloud gebruik werden dezen des avonds in den tuin afgestoken. Gewoonlijk verzamelen zij voor dien dag gedurende het gansche jaar en brengen langs dezen weg zulk eene aanzienelijke som te samen; de ouders van een goed aantal waren tegenwoordig en amuseerden zich verbazend, terwijl ik, die mij weinig bekreun of het parlement in de lucht vliegt of niet, mijne verbeelding dermate opwond dat ik mij ten laatste voorstelde dat alles ter eere van den brief plaats had dien ik in den morgen had ontfangen en dus evenveel genoegen smaakte als mijn kleine smuljurken. [...] Dat gij huizen koopt en gevels bouwt gaat mij niet aan, of liever verheugt mij zeer, doch dat de onkosten voor kalk en steen u beletten zouden mij in het aanstaande voorjaar te komen zien, of voor mij het lang gewenschte en verlangde oogenblik van u hier te ontmoeten nog verder verwijderen zouden, verdriet grieft ja maakt mij koekeloersch, ik wist niet dat gij zulk een schriele h.nd waart en heb besloten u de eerste aflossing niet te zullen afdoen voor gij haar zelf komt ontfangen. Ik hoop echter dat gij deze non-sense alleen geschreven hebt om mij bang te maken hetgeen ik zeer kin- | |
[pagina 85]
| |
derachtig vind. Hoe dit zij, ik verwacht u in Maart of April voor drie maanden ten minste, uw bed is reeds gemaakt uw sloffen staan gereed, en de boarders zijn druk bezig om een zegezang van buiten te leeren waarmede zij u verwelkomen zullen, en sparen nu reeds geld voor vuurwerken. Het best zou echter zijn om in Juny te komen, daar ik alsdan vacantie heb en dus nu en dan een glas klare met u in Oxfordstreet no. 275Ga naar eind2 zou kunnen gaan drinken. A propos van jenever gesproken, zoudt gij u nu willen belasten mij aanstaande jaar een vaatjen haring toe te zenden, gij zoudt mij hiermede ten hoogste verpligten en ik zal u de waarde in engelsche kaas terugzenden. Ik ga nu over tot het categorisch beantwoorden der twee vragen in uwen eersten brief vervat, namelijk of ik verliefd ben en nog wel eens rook. Een bespottelijker combinatie heb ik zelden gezien. Hoe dit zij, de veronderstelling dat gij zoudt opgehouden hebben de vertrouweling van mijn hart te zijn is nog dwazer; doch ik wist niet dat hieronder door u verstaan wordt dat ik u berigt moest geven van elke erectie waarvan mijn pantalon getuige is. Zie dienaangaande uw brief van zoo wat in 't laatst van October (thans in mijn bezit) waarin gij vraagt: ‘......achter de klep etc. reeds opstijgingen genoeg veroorzaakt heeft en dan uitroept met uwe onvergelijkelijke (hoe heb ik dit te verstaan?) opera(?) risumGa naar eind3 etc.! Die tijd’ etc. Neen mijn vriend nimmer zult gij ophouden te weten wat in mijn hart omgaat, doch wat in mijn broek plaats heeft raakt u volstrekt niet al hadt gij 50 Saffo's gemaakt. Ik besluit dit artikel met de navolgende ontboezeming. Neen 'k heb de plek nog niet vergeten
Waar ik, in 't oevergras gezeten,
Mijn beste broeken heb versleten,
toen ik ze slechtst betalen kon;
Waar ik u 't zoet geheim vertrouwde
En aarzelend een briefje ontvouwde
| |
[pagina 86]
| |
Waarin gij daadlijk klaar aanschouwde,
Wat hij zoo moeilijk vatten kon.
Geen licht in uitgeholde glazenGa naar eind4
Door Hooggeleerden aangeblazen
Om 't Leidsche volkjen te verbazen,
Gods lieve zon tot ergernis,
Hadt gij van doen om uit te vinden
Hoe 't duifjen schuilde in 't loof der linden.
Maar, waar het dag is zelfs voor blinden
Tast vaak zelfs een Hoogleeraar mis.
Daar, aan die breede vijverzoomen
Heb ik het eerst dien naam vernomen
Die vuur door 't bleek gelaat deed stroomen
Waarin uw pijp op 't uitgaan liep;
En 't heugt mij hoe de popellanen
Getuigen waren van mijn tranen
En van uw laffe messianen
toen 't middagmaal ons huiswaard riep.
Van Lennep zou ik ooit vergeten
Wat gij dien morgen mij deed weten
En ach! hoe smaaklijk gij kost eeten,
Na zulk een roerend oogenblik;
Daar ik, wien toen reeds 't kwaad berouwde
Al zuchtend mijn servet ontvouwde
En ieder brokjen dat ik kaauwde,
Naar binnen zond met luid gesnik.
Eer zal de zon in 't Westen naken
Eer zal een zuigling nooten kraken
Eer Van der Boon een zuigling maken
Eer doet Jan GrasGa naar eind5 een valschen eed;
Eer zal de roos in Zahra bloeien
| |
[pagina 87]
| |
Aart Veder een proces verknoeien
Van Hengel uit zijn kleêren groeien
Eer ik dat oogenblik vergeet.
(Hier eindigt de ontboezeming) En zoolang dit oogenblik leven blijft in mijne herinnering behoeft gij niet te vrezen dat mijn hart zal veranderen. Nu ga ik over tot de beantwoording der tweede vraag, het rooken betreffende; of dit artikel evenwel, gelijk het vorige in dichtmaat zal besloten worden ben ik nog niet met mij zelven eens. Gij weet dat ik nimmer een groote liefhebber van dit vermaak was doch, sints men mij verhaald heeft, dat in het logement waar gij hier uw' intrek naamt, thands uw portrait levensgroot te kijk hangt met een zwart gerookte pijp, en het opschrift: the smooked poet; ben ik er geheel van afgestapt. Dadelijk na uw vertrek heeft men al de kamers die door u en uwe vrienden bewoond waren geweest opnieuw laten verwen en behangen, en in al de couranten advertenties doen plaatsen dat het Hotel voortaan voor Dutch people gesloten zou zijn. In afwachting van uwe komst in het aanstaande voorjaar heb ik mijne stal voor uwe logeerkamer doen inrigten, waar gij roken kunt zoo veel gij wilt. A propos beest! indien gij niet komt, gelijk gij mij plegtig beloofd hebt, of althands hadt behooren te beloven, zal ik u het gantsche jaar door elken postdag een driedubbelen brief toe zenden, hetwelk u aan briefport meer geld zal kosten dan uwe reis.Ga naar eind6 Hij die zijn geld verknoeit in kallek en in steen,
En zijnen vriend verneukt, hij handelt zeer gemeen
En hij bezit een hart veel harder nog dan steen.
En wien dit schoentjen past die doe het aan zijn been.
Ik zeg maar het is veel lolliger om te vragen dan te antwoorden en sints ik schoolmeester ben begrijp ik duidelijk waarom ik te voren altijd dacht dat de provesters zooveel knapper waren dan ik, omdat zij altijd vroegen en ik alleen mocht antwoorden. De gantsche buurt verslijt mij voor een won- | |
[pagina 88]
| |
der, en zelfs menschen die zoo gek niet schijnen als zij zijn, bijv. Dr. Hodgkin etc. etc., houden mij voor een razende knappe Hollander die veel te goed is om schoolmeester te zijn; ik ben zoo gek niet om hen uit den droom te helpen, pas si bête, et tout va donc pour le mieux. Intusschen is mijne connectie met Dr. HodgkinGa naar eind7 mij van zeer veel nut en tevens een bron van wezenlijk genoegen. Van tijd tot tijd komt hij mij geregeld opzoeken, waardoor ik het vermaak heb een rijdtuig voor mijn deur stil te zien houden, en een hoed op mijn tafel te zien nederleggen, welks rand eene ruimte van vier vierkante voeten bedekt. Sints hij echter onze Emma gezien heeft, en bij het binnenkomen der tuindeur zoo vervaarlijk scheel keek, dat ik dacht zijn linker oog weldra in zijn nek te zullen zien is hij niet terug gekomen, doch heeft mij aanstaanden woensdag ten eeten gevraagd. Ik ontvang zijne uitnoodigingen altijd met blijdschap. Er zijn nimmer dames, doch altijd geleerden, die mijn kop gek maken met godgeleerde quaesties, welke ik thands evenmin kan beantwoorden, als toen ik summa cum laude op mijn Candidaats kreeg. A propos dat examentjen is toch zoo gek niet. Ook ontfing ik deze morgen wederom eene invitatie om morgen (Zondag) bij BlanckenhagenGa naar eind8 te komen eeten, welke ik echter gedeclineerd heb, daar ik niet gekoppeld wil worden. De springhengst in de klaverwei
Is in zijn amourettes vrij
De kater 's nachts op 't hellend dak
Een gaê zich kiest op zijn gemak,
De wakkre haan steekt nooit zijn neus
Dan in het kipjen van zijn keus,
Terwijl de weegluis aan den wand
Slechts haar zijn woord en hart verpand
Wier beeld, als hij den sterfling beet,
Zijn borst van wellust hijgen deed
En ik, die hooger toch moet staan
Dan weegluis kater hengst of haan;
| |
[pagina 89]
| |
Ik zou, voor pudding, port en spek,
Mijn vrijheid smijten in den drek?
Neen! eer zal 't uitgediend heelal
Mijn school doen schudden in zijn val,
Eer steek ik met mijn moederspraak,
Als 't Siegenbeeksche graauw, den draak;
Eer roept het Leidsche vloekgespuis
Mij, arme banneling, weer t'huis
Eer leg ik in het kuische graf
Mijn maagdom met mijn leven af,
Eer ik den zoeten huwlijksplicht
Op vleesch, dat ik niet lust, verricht.
Ik ben thands verliefd geworden op dat teeringachtige meisje van hetwelk uw brief gewaagt, en hoe meer ik nadenk des te meer komt het mij voor dat zij eene goede match voor mij zijn zou; overweeg dit eens rijpelijk, ik schrijf in vollen ernst, en wil in geene bijzonderheden treden die uw onvergelijkelijk juist oordeel en uwe springlevendige verbeelding u zelve wel aan de hand zullen doen. Denk echter niet dat ik rouilleerGa naar eind9 en schrijf mij spoedig uwe opinie. - Ik heb met verontwaardiging uit een uwer brieven vernomen dat gij mijne onvergetelijke kunstgenooten de wakkere Jan Klaassen cum suis, aan stortregens etc. blootstelt, en ik verwed mijn school tegen uw nagelaten gedichten, dat gij nimmer dien edelen held naar Parijs hebt gezonden om hem een nieuwen neus te laten maken; hoe ondankbaar hoe afgrijsselijk en dit is het onthaal dat men in Holland aan weerlooze reizigers geeft. Ik verheug mij reeds in het vooruitzicht van de bereidvaardigheid met welke Trijntje mij veroorloven zal mijn vingers onder haar rokken te steken, ten einde haar in staat te stellen haar' echtgenoot een' klap voor het overschot van zijn neus te geven. [...] | |
[pagina 90]
| |
Het smart mij zeer dat Van Hengel zoo onverzoenlijk blijft, niet omdat ik iets van hem hoop of begeer, maar omdat mijn hart steeds met dankbaarheid jegens hem vervuld is. Ik heb dikwijls op het punt gestaan hem te schrijven, doch ik vreesde altijd dat een brief meer kwaad dan goed zou doen. Intusschen herhaal ik u uit grond van mijn hart, dat het mij onuitsprekelijk grieft, telkens te vernemen met hoeveel bitterheid hij zich ten mijnen opzichte uitlaat. Indien hij wist hoeveel verdriet mij dit veroorzaakt en wat ik zou willen opofferen om zijne vergiffenis te verwerven, zou hij misschien een weinig barmhartiger zijn. Alles is hier op den ouden voet, de betalingen gaan slecht en het kost potten vol pommade om de luizen uit een kostschool te houden. De £ 12 die een schurk mij schuldig is, zal ik hoogstwaarschijnlijk verliezen, en even waarschijnlijk nog £ 10 daarenboven aan den lawyer betalen moeten. Van mijn huisbaas kan ik geen reparatie krijgen, zoodat mijn heining, die aan den grooten weg uitkomt er uitziet als of het huis gebombardeerd werd, al onze jonge duiven sterven in het prilste hunner dagen of worden opgevreten door de kat die bovendien voorleden zondag anderhalf pond van een varkensrib gestolen heeft, die juist uit den oven kwam, zoodat de boarders dien dag slechts half genoeg hadden, een hond dien ik gisteren voor 5 sh. kocht zonder in 't minst op het bedrag verdacht te zijn, is heden bevallen van zes welgeboren stamhouders en in de kraam gestorven, het zout slaat op, de aardappelen slaan op, de bloem slaat op en wij eten rijst in plaats van pudding; al mijn pantalons scheuren nog dagelijks en altijd in dezelfde plaats waar Betjen BrinkmanGa naar eind10 waarschijnlijk haar vingertjen gestoken heeft toen zij den Haarlemschen broekendokter de wonde aanwees van haren patient; mijn eenige vriendin is een jonge kat die thands op mijn schoot zit en met de pen speelt met welke ik dezen schrijf waardoor de navolgende inktvlek veroorzaakt is, en mijn eenig gezelschap is mijn ondermeester die zijn kloten voor | |
[pagina 91]
| |
den haard zit te warmen en de EphemerisGa naar eind11 van Halley's comeet tracht te ontcijferen, waarvan hij, God beter 't, zooveel verstand heeft als Aart van zingen; de boarders zien er uit als wolken die door de zon beschenen worden, en snorken thands als apen, de dienstmaagden zingen als lijsters in de keuken, ik alleen ben beroerd, miserabel, landelijk, het heimwee plaagt mij, ik verlang om naar 's Hage te gaan gelijk een jonge stamhouder naar de moederborst, ik geloof niet dat ik ooit gelukkig zal zijn, een koud bed verwacht mij en als uw teeringachtig duifjen niet overkomt zal ik nooit trouwen. Groet allen die gij denkt dat mijne groete verheugen zal, hoe vaart Henny, maakt hij nog wel eens preêken die niemand begrijpt omdat niemand in de kerk wakker is behalve hij, zijn vrouw en de diaken die rondgaat en met een leêge zak terugkomt En nu vaarwel, ik ga naar bed
ofschoon ik niets helaas verlet
met langer op te blijven
Ach! Wanneer zal het uurtjen slaan,
dat ik van mijn naar bed toe gaan
u meer zal kunnen schrijven?
for ever tt GVDLinde Jz |
|