Waarde van Lennep
(1993)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Amicissime, Ik ben gisteren met de schuit van half vier van Amsterdam vertrokken en dus niet ten acht ure 's avonds gelijk ik eerst voornemens was. Dit à gouvernoGa naar eind1 opdat gij niet vruchteloos meugt loopen, ingeval gij mij nog vóór gisteravond acht ure mocht willen spreken. Toen ik hier aankwam stond mijn tegenwoordige huiswaard reeds sints een uur te wachten en riep: ‘Ben jij er in Gerrit?’ Ik antwoordde: ‘Ja’ en dacht een' bekende te zullen zien, doch de man was mij gansch vreemd, en ik hem. Van Neck had hem evenwel behoorlijk ingelicht en, eer wij den weg tusschen de schuit en zijn huis hadden afgelegd, waren wij reeds volkomen maatjens. Bij het zien zijner vrouw heb ik mij dadelijk drie maal gekruist, het: Leid ons niet in verzoeking, herhaalde reizen met devotie gepreveld, en een broek aangetrokken met een' klep, die bijna op mijn rug toegaat. Na het nemen van deze betamelijke precauties heb ik mij hier geëtablisseerd, en ik moet erkennen dat ik geen hartelijker en gastvrijer menschen zou kunnen verlangen. De echtgenoot, vader van drie kinderen, heel- en vroedkundige en secretaris van 't Nut, departement Ouder Amstel, is te voren scheepsdoctor geweest, en maakte mij, door het verhaal van een gedeelte zijner lotgevallen, het lozen van een paar krachtige vloeken, tegen eenige inwooners dezer gemeente, die hij nu en dan op hun plaats moest zetten, en het vertoonen van zijn Goliaths vuisten, de zegepraal over den boozen geest, die mij weder begon te bekruipen, tamelijk licht. Gij zult wel vragen: ‘Wat bliksem heb ik met al die verhalen noodig?’ doch daar ik u toch het uur van een nader rendez-vous te Amsterdam wilde voorstellen, achtte ik het niet ongepast of onbehagelijk u met den aard van mijn tegenwoordig logis en deszelfs bewooners bekend te maken. Mijn plan is Zaturdagmiddag of Zondagmorgen, nog even naar de Hoofdstad over te steeken en u alsdan van mijne aankomst kennis te geven; ik wil dit opzettelijk tot zoolang uitstellen omdat gij alsdan wellicht beter in de gelegenheid zult zijn mij nog eenige na- | |
[pagina 40]
| |
dere informaties te geven, dan vóór gij die zelf ontfangen hebt. Intusschen zou het mij recht verheugen, nog met een enkel woord van u te mogen vernemen, waar ter plaatse gij mij liefst wilt vinden; daar ik, voor eenige uren, moeyelijk in een logement zou kunnen gaan en ik voor het overige de mindere of meerdere geschiktheid van andere localen niet kan beoordelen. Mij is plaats en tijd geheel onverschillig. De Utrechtsche schuit of iedere andere kan uw antwoord dat slechts kort behoeft te zijn gevoegelijk overbrengen. Wees zoo goed onder de schoolboeken van uw voorouders eens te zoeken of gij er geen spraakkunst van Weiland, v. sim.Ga naar eind2 bij kunt vinden. Dit zou mij van veel nut kunnen zijn, bij de aanstaande bekleeding van mijn hoogleeraar-ambt in de Hollandsche letterkunde te Londen. Ik schrijf nog heden aan Soek en Van der Heim vooral ook om hen te verzoeken, alles nu, zooveel mogelijk, voor mijn aanstaand vertrek te willen gereed maken. Waar ik scheep zal gaan weet ik nog niet, ik geloof dat ik mij met de Leidsche schuit maar tot Den Briel zal laten brengen of anders de stoomboot hier doen komen. De Heer Dingemans, aan wien gij zoo goed zult zijn, onder nadere aanwijzing van mij, op 't opschrift, den brief te adresseren; de heer Dingemans is discreet genoeg geweest om (noch rechtstreeks, noch zijdelings) geene vragen omtrent mijne fameuze wedervaringen te doen, alleen zeide hij met een glimlach, toen een leelijke karonje ons de huisdeur ontsloot: ‘Die meid zou ik wel in haar naakte gat onder een hoop dronken studenten durven wagen en ik ben overtuigd dat ze haar maagdom er levendig afbracht’. Een pijnlijk lachje, hetwelk veel van een kiespijn-stuip had, was mijn eenig antwoord. Zoo gij WillemGa naar eind3 spreekt groet hem dan hartelijk van mij, en zeg hem dat ik hem gaarne, zoo 't hem namelijk aangenaam is, uit Londen wil schrijven. Herhaal de betuiging mijner dankbaarheid en hoogachting aan Mevrouw, de herinneringen aan de dagen in uw huisgezin en familie doorgebragt, en aan het goede dat ik van de uwen ge- | |
[pagina 41]
| |
noten heb, zullen steeds tot de aangenaamste en bestendigste van mijn leven behooren. Vaarwel beste vriend, gedenk mijner in uwe gebeden en in uwe visites bij Engelsche Amsterdammers en geloof mij onveranderlijk tt G V D Linde Jz. |
|