De gedichten van den Schoolmeester
(1979)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Eerste tooneel.de heer van dadelpracht, een geretireerd Makelaar: sophie.
van dadelpracht.
O gezellige slaapkameraad van mijn jeugdig buitenleven,
(Want dit is het tweede jaar, dat wy uit de stad zijn gebleven)
Overmorgen wordt het net een dag of drie
| |
[pagina 75]
| |
Dat ik vandaag u aan mijn hart druk, veelbeminde Sophie!
Prachtig pronkjuweel van de gehuwde schepping!
De schoonste klaprozen zijn gedoemd ter verlepping;
Doch gy zijt een Phoenix, Mevrouw,
(Die ik voor al de klaprozen niet geven zou),
Altijd even jeugdig en bevallig en voor uw leeftijd nog zoo gaauw;
Met oogen, die als de gepolijste spiegels by de Romeinen,
Of de glimpende knoopen van een liefhebberyknecht, in 't donker schijnen.
Ja, Cleopatra had Julius Cezar (van wege l'amour) in hare macht,
Doch UEd. heeft by voortduring tot slaaf en echtvriend den Heer Julius Dadelpracht.
Ach! zoo ik nog iets in 't leven mocht begeeren,
't Ware, u nogmaals voor de eerste reis te kunnen verépouseeren.
Als ik u zie, zoo denk ik dat mijn huis op een bloempot gelijkt,
| |
[pagina 76]
| |
Waar een prachtige roos van buitengemeene schoonheid in prijkt.
En, zoo ik de teugels van mijn verbeelding liet schieten,
Dan ware de tuinman reeds hier om u te begieten.
Wat geef ik met zoo'n lot uit de loterij om 's levens nieten!
Zoo'n schat voor iemand, als ik ben, min of meer oud,
En wiens chevelure, als men die op de keper beschouwt,
Machtig veel heeft gekregen van peper en zout,
Is, vooral omdat ik daarby nog rijk ben, geen wissewassie.
't Is California, gemultipliceerd met huwlijksliefde en kuische passie.
En daarom, o levenszorgen, ver van hier!
Ik neem, als een Arabische Phoenix die zijn renten leeft, mijn plezier.
En onbekommerd met un parfait amour
Verblijf ik uw echtvriend en getrouwe koekeloer.
O, veradoreerde Sophie!
sophie.
Dadelpracht, schei er uit.
Van uw liefelijk mingekweel is 't betoverend geluid
My precies gelijk het amoereux lente-tierelieren
Der nachtegalen en andere muzykale dieren,
Die ik van tijd tot tijd in den Heer van Aken zijn menagerie,
Of wel in 't opgezet Muséum te Leiden zie.
Doch bescheidenheid, mijn Heer! is 't hoofdsieraad onzer sexe.
| |
[pagina 77]
| |
dadelpracht.
Ach Sophie! bedek ze
Met geen zakdoek, kerkelijk ingezegend vermiljoen!
Permitteer mijn echtgloed ze te verzegelen met een kus, anders genaamd: zoen.
sophie.
Schei uit, minzieke makelaar, verliefde Amsterdamsche Cupido....
Doch 't is tijd voor mijn zangles.
(Zy zingt.) Do, re, mi, fa, sol, la, si, do.
dadelpracht.
Hou me vast: o hemel! dit brengt my geheel van mijn koers.
't Is net als de psalmwijzen van den ouden Heer Tours.
Dit hemelsch maatgezang, dit melodieus fol de rol de roldie
Is sprekend de gewezen Componist, de Heer Mendelsohn Bartholdi.
Sophie! zoo ik aan uw japon het tegendeel niet zag,
Ik hield u voor Brachthuizen of wijlen Sebastiaan Bach.
| |
[pagina 78]
| |
Zoo'n Italiaansche Saffraan in een eerste-chanteuse - anders gezegd pruime-dante - gorgel,
Is een schooner sieraad in een getrouwd meisjen dan 't Haarlemmer orgel.
De fraaiste orkanen te Milaan in het Schalen-tooneel
Zijn hierby een stomgeboren stadsomroeper met een zeere keel.
|
|